Nummer: 13/1322/GB
Betreft: [klager] datum: 3 juli 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.T. van Daatselaar, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 16 april 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 27 juli 2012 in Nederland gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Hoogeveen.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Gesteld wordt dat de einddatum van klagers detentie is vastgesteld op 4 oktober 2015. Dit is onjuist. Klager heeft ten behoeve van zijn overbrenging naar Nederland in het kader van de Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen afgezien van de
mogelijkheid tot voorwaardelijke invrijheidstelling. Nu de Nederlandse regelgeving omtrent voorwaardelijke invrijheidstelling niet van toepassing is, dient de Zweedse regelgeving toegepast te worden. Het kan niet zo zijn dat ten aanzien van klager geen
regeling omtrent voorwaardelijke invrijheidstelling van toepassing is. Klager komt, indien de juiste einddatum wordt gehanteerd, reeds voor detentiefasering in aanmerking. Klager heeft tweemaal begeleid verlof genoten.
Klager wil zijn beroep graag mondeling toelichten.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De einddatum van klagers detentie is vastgesteld op 4 oktober 2015. Klager komt derhalve nog niet in aanmerking voor detentiefasering. Klager stelt dat deze datum onjuist is. Uit inlichtingen van de p.i. Hoogeveen blijkt dat klager een gevangenisstraf
van zes jaar zonder mogelijkheid tot voorwaardelijke invrijheidstelling en een aantal vervolgvonnissen dient uit te zitten.
4. De beoordeling
4.1. Klager wil zijn beroep graag mondeling toelichten. Nu onvoldoende gemotiveerd is waarom klager zijn beroep mondeling wil toelichten en de beroepscommissie zich voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen, wijst de beroepscommissie
het
verzoek af.
4.2. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.3. Op 6 december 2012 heeft de rechtbank Assen de vordering van de officier van justitie tot het achterwege laten van de voorwaardelijke invrijheidstelling toegewezen. De einddatum van klagers detentie is thans vastgesteld op 15 oktober 2015.
Klagers strafrestant bedraagt derhalve meer dan achttien maanden. Gelet op artikel 3, tweede lid, onder b van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komt klager vooralsnog niet in aanmerking voor plaatsing in een inrichting
met een beperkt beveiligingsniveau. De beslissing van de selectiefunctionaris tot afwijzing van klagers verzoek is derhalve juist. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 3 juli 2013
secretaris voorzitter