Nummer: 13/1407/GB
Betreft: [klager] datum: 3 juli 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A. Gerards, namens
[...], verder te noemen klaagster,
gericht tegen een op 22 april 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klaagsters verzoek tot overplaatsing naar de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Ter Peel te Sevenum, een inrichting voor bijzondere opvang als bedoeld in artikel 17 van de Regeling selectie, plaatsing en
overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) afgewezen.
2. De feiten
Klaagster is sedert 24 december 2012 in Nederland gedetineerd. Zij verblijft in de gevangenis van de locatie Ter Peel.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht.
Klaagster wenst deel te nemen aan het moeder-kind programma in de locatie Ter Peel, zodat zij haar minderjarige kind zelf kan verzorgen en opvoeden. Klaagster is niet vluchtgevaarlijk. Klaagster was niet ondergedoken en zij onderhield contacten met
hulpverleners van Bureau Jeugdzorg Overijssel en de Raad voor de Kinderbescherming. Klaagster heeft reeds eerder vrijheden genoten in het kader van detentiefasering en zij heeft aangetoond goed met deze vrijheden om te kunnen gaan. Klaagster heeft zich
niet gemeld omdat zij geen opvang voor haar kinderen had. Klaagster wil haar beroep graag mondeling toelichtingen. Zij kan dan uitleg geven over de medische situatie van haar dochter.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft de negatieve adviezen van de vrijhedencommissie en het Medisch Disciplinair Overleg gevolgd. Op 17 januari 2013 heeft het Openbaar Ministerie laten weten dat een verblijf in een inrichting met regimaire verloven niet
mogelijk is, omdat klaagster als vluchtgevaarlijk dient te worden beschouwd en er een kans bestaat dat zij zich aan de detentie zal onttrekken.
4. De beoordeling
4.1. Klaagster wil haar beroep graag mondeling toelichten. Nu onvoldoende gemotiveerd is waarom klaagster haar beroep mondeling wil toelichten en de beroepscommissie zich voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen, wijst de
beroepscommissie het verzoek af.
4.2. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.3. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.4. Klaagster heeft verzocht om overplaatsing naar de b.b.i. van de locatie Ter Peel, een inrichting voor bijzondere opvang als bedoeld in artikel 17 van de Regeling. Uit de stukken blijkt dat klaagster op 15 juli 2008 in hoger beroep is
veroordeeld
tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Deze veroordeling is op 13 juli 2010 onherroepelijk geworden. Omdat klaagster blijkens informatie van de Raad voor de Kinderbescherming
ondergedoken zou zijn met haar kinderen en zij nog een straf moest ondergaan van 261 dagen heeft het Team Executie Strafvonnissen een opsporingsonderzoek ingesteld. Klaagster is vervolgens op 18 december 2012 aangehouden in België. De beroepscommissie
is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een contra-indicatie vormt voor plaatsing in een b.b.i. met daaraan gekoppeld het verlenen van regimaire verloven. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 3 juli 2013
secretaris voorzitter