nummer: 13/1616/GV
betreft: [klager] datum: 3 juli 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.P. Visser, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 14 mei 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op 24 juni 2013 is op het secretariaat van de Raad een nadere
toelichting van klagers raadsman ontvangen. Een kopie van deze reactie is toegezonden aan de Staatssecretaris.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het klopt dat klager tijdens een eerder verlof zich niet strikt aan de afspraak heeft gehouden, maar dit verlof is zonder problemen verlopen. Ook heeft klager zich op tijd gemeld in de inrichting.
Weliswaar is klager een rapport aangezegd, maar hem is geen straf opgelegd. Klager had als reiniger meer vrijheden. Dit heeft hij over het hoofd gezien, toen iemand anders aan de beurt was als reiniger. Het betreft een geringe overtreding. Het is één
van de zeer weinige keren dat hem rapport is aangezegd. De inrichting staat positief tegenover verlofverlening. Hij heeft allerlei certificaten gehaald. Het is wenselijk dat hij met geclausuleerde vrijheden weer langzaam terugkeert in de maatschappij.
Het niet verstrekken van verlof dient geen enkel redelijk doel en komt neer op een dubbele bestraffing voor het niet houden aan een afspraak. Klager betreurt het dat hij zich niet aan de meldingsplicht heeft gehouden, maar hij vindt dat dit niet aan
verlofverlening in de weg mag staan omdat daaraan al zware consequenties verbonden zijn: stagnering van overplaatsing en verlof voor de duur van drie maanden. Klager heeft overleg gehad met het afdelingshoofd. De aantekening over de ontrekking aan
toezicht op 1 april 2013 is inmiddels uit klagers penitentiair dossier verwijderd omdat er tussen de verschillende p.i.w.-ers geen overeenstemming bestaat omtrent de laakbaarheid van klagers gedragingen. Er worden thans oude kwesties toegevoegd, die
geen grondslag vormden voor de afwijzingsbeslissing. Na de eerdere onttrekkingen in mei 2010 en april 2011 is er onmiskenbaar sprake van een verbetering in de motivatie en het gedrag van klager. De resocialisatie dient derhalve centraal te staan. Niet
valt in te zien dat uitsluitend via een klinische opname een ongestoord verlof te realiseren is. Er is nog geen intake gepland. Klager wordt op 11 juli 2013 geplaatst in de Piet Roordakliniek.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Ondanks dat klager een veelpleger is, is aan hem eerder algemeen verlof toegekend. Hieraan was de voorwaarde verbonden dat hij zich dagelijks om 12.00 en 18.00 uur diende te
melden op het politiebureau. Klager heeft zich op zaterdag 9 februari 2013 niet gemeld. Klager heeft in zijn huidige detentie een positieve ontwikkeling doorgemaakt door het afronden van een COVA- en leefstijltraining. Hij lijkt binnen het
gestructureerde regime goed te functioneren. Echter, op 31 maart 2013 is hij voortijdig uit zijn baantje als reiniger gezet. Hij was meedere dagen bezig met het creëren van een negatieve sfeer op de afdeling. Op 1 april 2013 onttrekt hij zich aan het
toezicht. Ondanks dat hij reiniger af was, heeft hij de sleutel van de vriezer opgehaald.
De gesprekken van klager met de psychiatrisch verpleegkundige zijn niet voldoende om hem te weerhouden tijdens een verlof in een valkuil te trappen en recidive te voorkomen. Tijdens een behandeling kan klager zich beter ontwikkelen en terugkeren in de
maatschappij. Tijdens de gesprekken heeft klager zelf aangegeven bang te zijn terug te vallen in zijn oude gedrag. In mei 2010 is klager niet teruggekeerd van een regimair verlof. In april 2011 heeft klager zich niet gemeld in de p.i. Noordsingel. Het
lijkt van belang klager een kans te bieden door een opname in de Piet Roordakliniek voor een klinische behandeling. Verlofverlening voor opname in een kliniek brengt te veel risico’s met zich mee, waardoor de reeds ingezette positieve ontwikkeling te
niet wordt gedaan. De voorwaarde bij het verlof, dat klager zich tweemaal per dag moet melden op het politiebureau geeft aan dat er weinig vertrouwen is in een goed verloop van het verlof. Als klager start met zijn behandeling, kan in het kader van de
behandeling worden bezien wanneer klager toe is aan verlofverlening.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Hoogeveen heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te ’s-Gravenhage adviseert negatief vanwege het recidivegevaar. De politie Haaglanden heeft positief geadviseerd.
3. De beoordeling
Klager ondergaat thans een gevangenisstraf van zeven maanden met aftrek, wegens diefstal onder verzwarende omstandigheden. Aansluitend dient hij 124 dagen detentie te ondergaan in verband met een herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling en
120 dagen in verband met de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. Aansluitend dient hij eventueel acht dagen hechtenis te ondergaan op grond van de Wet Terwee en een subsidiaire hechtenis van twee dagen. De einddatum van klagers
detentie valt op of omstreeks 21 maart 2014.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
De Staatssecretaris legt aan de afwijzende beslissing ten grondslag – kort gezegd - het niet naleven van de voorwaarden tijdens klagers in februari 2013 genoten algemeen verlof, het gedrag van klager in de inrichting en de ontvluchtingen tijdens de
vorige detentie van klager.
Vast is komen te staan dat klager op zaterdag 9 februari 2013 tijdens zijn verlof zich niet om 12.00 uur heeft gemeld op het politiebureau. In een in het advies van de directeur opgenomen brief van klager van 20 maart 2013 erkent klager zijn fout.
Vervolgens stelt hij dat hij op 9 februari 2013 wel op het eveneens afgesproken tijdstip van 18.00 uur heeft gemeld, maar dat het politiebureau toen dicht was. Uit de stukken blijkt niet dat dit is nagegaan bij het betreffende politiebureau.
Onbestreden
is verder dat klager zich in dat weekend op vrijdag 8 februari en zondag 10 februari 2013 wel heeft gemeld. Gelet hierop en het feit dat het verlof verder goed is verlopen, is de beroepscommissie van oordeel dat klager het voordeel van de twijfel moet
worden gegeven.
De incidenten op 31 maart en 1 april 2013 bieden naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende grondslag voor een afwijzing van de verlofaanvraag. Zij wijst daarbij op de in het selectieadvies van de directeur overigens gegeven samenvatting van
klagers functioneren in de inrichting. Klager gaat volgens de directeur op correcte wijze met het personeel om. Hij is over het algemeen rustig, vriendelijk en correct in de omgang met het personeel en zijn medegedetineerden. Hij draait goed mee in het
dagprogramma en heeft tot tevredenheid van het personeel zijn functie als afdelingsreiniger mogen uitoefenen. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat voornoemde incidenten passen in een patroon van wangedrag. In ieder geval hebben deze niet tot een
negatief advies van de inrichting geleid ten aanzien van zijn verlofaanvraag.
Vast staat dat klager tijdens zijn vorige detentie in mei 2010 en april 2011 ontvlucht is geweest. Een eerdere ontvluchting is een forse contra-indicatie voor verlofverlening. Echter, nu deze ontvluchtingen geen belemmering vormden om klager in
februari
2013 verlof toe te staan, kunnen deze thans niet meer als grond voor een afwijzing worden opgevoerd
Gelet op het vorenstaande dient de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk of onbillijk te worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De Staatssecretaris zal
worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een
tegemoetkoming aan klager.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. G.L.M. Urbanus, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 24 juli 2013
secretaris voorzitter