Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0281/GB, 3 juli 2013, beroep
Uitspraakdatum:03-07-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/281/GB

Betreft: [klager] datum: 3 juli 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.H.J. Bals, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 23 januari 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman, op 12 april 2013 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in Unit 9 van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 29 juni 2010 gedetineerd. Hij verbleef in locatie Norgerhaven te Veenhuizen. Op 14 december 2012 is hij geplaatst in Unit 9 van de p.i. Vught, waar een individueel regime geldt. Klager is op 15 april 2013 overgeplaatst naar de normaal
beveiligde gevangenis van de p.i. Vught, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Allereerst verzoekt klager toekenning van een financiële vergoeding indien het beroep gegrond wordt verklaard. Klager is van mening dat hij op onjuiste gronden is overgeplaatst naar een inrichting met een BPG-regime. Uit de rapportages van klagers
verblijf in eerdere inrichtingen blijkt niet van incidenten, negatief gedrag of manipulatie zijdens klager. Klager heeft enkel een ontvluchtingspoging ondernomen. Hij is vervolgens als enige, er waren nog twee gedetineerden betrokken bij die
ontvluchtingspoging, naar een regime van beperkte gemeenschap overgeplaatst. Klager heeft eerder geen ontsnappingspogingen ondernomen. Waar wordt verwezen naar voorvallen uit 1993 geldt dat dit enerzijds erg oude feiten zijn en anderzijds dat deze niet
als ontsnappingspogingen aangemerkt kunnen worden. Klager denkt dat de selectiefunctionaris die oude feiten meegewogen heeft bij zijn beslissing. Ook zijn er een hoop andere voor klager belastende feiten en/of omstandigheden toegevoegd aan de
rapportage. Dat allemaal met het doel hem in een BPG-inrichting geplaatst te krijgen. Volgens klager kan dat niet. Klager is inmiddels voorgedragen voor overplaatsing naar een inrichting met een regime van algehele gemeenschap. De einddatum van zijn
detentie is vastgesteld op 3 juli 2013.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager voldoet aan de criteria die zijn gesteld om een gedetineerde in aanmerking te laten komen voor plaatsing in een afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG-afdeling). Uit het selectieadvies van de locatie Norgerhaven komt een aantal
incidenten naar voren waarbij klager de rol van manipulator en agressor heeft ingenomen, terwijl er ook sprake is van een ontvluchtingspoging.

4. De beoordeling
4.1. Unit 9 van de p.i. Vught is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.

4.2. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele dan wel beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In
het individueel regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een
regime van algehele of beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven. De selectiefunctionaris heeft de verstrekte gegevens omtrent klagers gedrag – voorafgaand aan zijn plaatsing in de locatie Norgerhaven – en betrokkenheid bij een
ontvluchtingspoging uit de locatie Norgerhaven in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoelde zin. Derhalve is de beslissing klager vooralsnog te plaatsen in een inrichting met een individueel regime niet als onredelijk of
onbillijk aan te merken. De omstandigheid dat klager inmiddels weer is overgeplaatst naar een inrichting met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau maakt dit oordeel niet anders.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 3 juli 2013

secretaris voorzitter

Naar boven