Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0468/GM, 10 juli 2002, beroep
Uitspraakdatum:10-07-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/468/GM

betreft: [klager] datum: 10 juli 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (PM) heeft kennis genomen van een op 22 februari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het huis van bewaring (h.v.b.) Ter Apel,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 6 februari 2002 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 april 2002, gehouden in de p.i. Amsterdam te Amsterdam, is klager gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan voornoemd h.v.b. is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 27 januari 2002, betreft de stopzetting van door klagers huisarts voorgeschreven medicatie.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd.
Voor zijn detentie kreeg klager al vier à vijf jaar via zijn huisarts Diazepam. Op enig moment was hij gestopt, maar enkele maanden voor zijn detentie is hij weer gaan gebruiken. De medicatie werd hem onder meer voorgeschrevenvanwege zijn epileptische aanvallen. De vervangende medicatie die hij in de inrichting krijgt is niet toereikend. Klager is zich bewust van de schadelijke gevolgen van benzodiazepinen.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
In overleg met de vaste aan de inrichting verbonden psychiater en psycholoog worden benzodiazepinen afgebouwd. Dit geschiedt volgens het standaardprotocol, tenzij er een reden is hier van af te zien zoals op advies van behandelendspecialist elders.
Dit wordt de gedetineerden in kwestie ook duidelijk verteld, zonodig zelfs bij herhaling. Ook wordt hen dan verteld, dat benzodiazepinen schadelijk zijn voor de hersenfuncties.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk geworden dat de afbouw van de klager eerder voorgeschreven Diazepam heeft plaatsgevonden overeenkomstig het in de inrichting geldende protocol. Voorts heeft de inrichtingsarts aanklager andere medicatie voorgeschreven, ter verlichting van zijn klachten.
Op grond van het voorgaande komt de beroepscommissie tot het oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als handelen in strijd met de in artikel 28 PM neergelegde norm. Dat de medicatie -aldus klager-minder adequaat werkt dan de Diazepam doet daaraan niet af. Het beroep is derhalve ongegrond.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, F.M.M. van Exter en drs. H.P.J. Vos, leden, in tegenwoordigheid mr. I. Lispet, secretaris, op 10 juli 2002

secretaris voorzitter

Naar boven