Nummer: 13/1275/GB
Betreft: [klager] datum: 2 juli 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend doo r[...], namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 12 april 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Klager is, bijgestaan door zijn raadsman, op 7 juni 2013 door een lid van de Raad gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing vanaf de Terroristenafdeling (TA) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught naar een inrichting met een regime van algehele gemeenschap dan wel een detentie- of uitzetcentrum
afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 16 januari 2013 gedetineerd. Hij verblijft op de TA van de p.i. Vught.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager is het er niet mee eens dat zijn verzoek om overplaatsing is afgewezen. Hij verblijft op vreemdelingrechtelijke titel op de TA nu zijn verblijfsvergunning is ingetrokken. In artikel 5.4, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 is bepaald
dat de vreemdeling niet meer dan nodig mag worden beperkt in de uitoefening van zijn grondrechten dan wordt gevorderd door het doel van de bewaring en de handhaving van de orde en de veiligheid op de plaats van de tenuitvoerlegging. De reden die
plaatsing van klager op de TA zou moeten rechtvaardigen is dat klager door de AIVD wordt gekenschetst als een gevaar voor de nationale veiligheid vanwege het vermoeden dat hij met de jihad sympathiseert en dat hij contacten met gelijkgezinden
onderhoudt. De conclusie van de AIVD - wat daar verder ook van zij - kan plaatsing op de TA echter niet rechtvaardigen. Klager is nooit veroordeeld voor een terroristisch misdrijf en hij houdt zich niet met de jihad bezig. Hij werd verdacht van heling
maar is hiervan vrijgesproken, waarvoor wordt verwezen rechtbank Den Haag, 26 april 2013, parketnummer 09/757798-12. Klager heeft thans geen openstaande strafzaken. Hij heeft niets met terrorisme te maken. Klager verblijft inmiddels vijf maanden op de
TA. Het regime op de TA is tot op grote hoogte gelijk aan het regime van de extra beveiligde inrichting (EBI), waarvan is vastgesteld dat het regime in strijd is met artikel 3 van het EVRM. Klagers cel wordt iedere dag gecontroleerd. Als hij zijn cel
verlaat, wordt hij gefouilleerd. Alles wordt aangegeven door een luikje en zijn bezoek wordt gescreend. Ook worden alle gesprekken afgeluisterd. Klager is gefrustreerd en uitgeput. Hij heeft een aantal psychoses gehad en is bij Parnassia aangemeld.
Vanwege de intrekking van zijn verblijfsvergunning is het behandelingstraject nog niet begonnen/afgerond. Verwezen wordt naar verschillende documenten met betrekking tot klagers medische situatie. Het mag duidelijk zijn dat door het verblijf op de TA
klagers psychische gesteldheid is verslechterd. Het Jeugd Interventie Team adviseerde op 20 maart 2013 nog tot gedwongen opname van klager. Inmiddels verkiest klager uitzetting naar Marokko boven verblijf op de TA. Het feit dat klager met zijn
uitzetting instemt, zegt iets over de omstandigheden op de TA. Klager verwijst naar een verslag van een telefoongesprek van 30 mei 2013 met A. Daaruit blijkt dat de Marokkaanse veiligheidsdienst A. indringend heeft bevraagd over klager waarbij A. is
gemarteld. Voorts heeft de vreemdelingenbewaring tot doel de uitzetting van een vreemdeling te effectueren. Het plaatsen van klager op de TA is disproportioneel in het licht van deze doelstelling en is een oneigenlijk gebruik van een te zwaar
strafrechtelijk instrument. In artikel 16 van de Terugkeerrichtlijn is bepaald dat daar waar speciale vreemdelingrechtelijke detentiefaciliteiten beschikbaar zijn, deze voor dat doel moeten worden gebruikt. In de reactie van 2 mei 2013 geeft de
selectiefunctionaris aan dat klager met toepassing van artikel 20a, aanhef en onder c, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) op de TA is geplaatst. De selectiefunctionaris verwijst naar het ambtsbericht
van
de AIVD. Dit ambtsbericht staat vol ongerijmdheden en tegenstrijdigheden. De selectiefunctionaris heeft vervolgens op basis van het ambtsbericht de conclusie getrokken dat klager ongelovigen wil bekeren. Dit is echter alleen een interpretatie/creatie
van de selectiefunctionaris en deze conclusie is niet juist. Uit het ambtsbericht blijkt immers enkel dat klager sympathisant zou zijn van de jihad en contacten zou onderhouden met personen die een jihadistisch gedachtegoed aanhangen. Enig
aanknopingspunt van een daadwerkelijk risico van radicalisering bij of door klager is niet inzichtelijk gemaakt en dit risico kan hier ook niet uit worden afgeleid. Klager kan op grond van artikel 9 van de Pbw in een huis van bewaring (h.v.b.) worden
geplaatst.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De wettelijke grondslag voor de vrijheidsbeneming is artikel 59 van de Vreemdelingenwet. Het beroep tegen de vreemdelingenbewaring
wordt door de vreemdelingenrechter getoetst. Op grond van artikel 9, tweede lid, en onder d, van de Pbw wordt de vreemdelingenbewaring ten uitvoer gelegd in een h.v.b. De TA is aangewezen als h.v.b. Klager is met toepassing van artikel 20a, aanhef en
onder c, van de Regeling op de TA geplaatst. Hier worden personen geplaatst die voor of tijdens hun detentie een boodschap van radicalisering verkondigen of verspreiden daaronder mede begrepen wervingsactiviteiten voor doeleinden die in strijd zijn met
de openbare orde of veiligheid in de inrichting. Dat is anders als uit informatie van het Gedetineerden Recherche Informatie Punt (GRIP) of van het Openbaar Ministerie voortvloeit dat plaatsing op de TA niet is geïndiceerd. Uit het individuele
ambtsbericht van de AIVD van 19 juli 2012 volgt dat klager wordt aangemerkt als een gevaar voor de nationale veiligheid. Uit het ambtsbericht blijkt dat klager sympathiseert met de gewelddadige jihad en in verband daarmee contacten onderhoudt met
personen die een jihadistisch gedachtegoed aanhangen. Uit het bovenstaande mag blijken dat klager ongeschikt mag worden geacht voor verblijf in een detentiecentrum waar vreemdelingen van alle gezindten verblijven. Immers het doel van de gewelddadige
jihad is onder andere het bekeren of onderwerpen van ongelovigen, waarbij alle middelen geoorloofd zijn. Uit navraag bij het GRIP blijkt dat plaatsing op de TA nog steeds is geïndiceerd. Van schending van artikel 5 van het EVRM is geen sprake. De
interpretatie van klagers raadsman van artikel 16 van de Terugkeerrichtlijn is de omgekeerde wereld. In genoemd artikel wordt gesteld dat in de regel gebruik wordt gemaakt van speciale inrichtingen voor bewaring. Indien een lidstaat de onderdanen van
een derde land die in bewaring worden gehouden niet kan onderbrengen in een gespecialiseerde inrichting voor bewaring en gebruik dient te maken van een gevangenis, worden zij gescheiden gehouden van de gewone gevangenen. Nu het gebruik van
vreemdelingeninrichtingen onder deze bijzondere omstandigheden niet mogelijk is, is plaatsing op de TA geïndiceerd en wordt klager gescheiden gehouden van de andere gedetineerden. Daarmee is voldaan aan het gestelde in artikel 16 van de
Terugkeerrichtlijn.
4. De beoordeling
4.1. De TA van de p.i. Vught is aangewezen als h.v.b. Op grond van artikel 9, tweede lid aanhef en onder d, van de Pbw is plaatsing van personen in vreemdelingenbewaring in een h.v.b. mogelijk.
4.2. Op grond van artikel 20a van de Regeling worden op de TA geplaatst gedetineerden die: a. verdacht worden van een terroristisch misdrijf; b. al dan niet onherroepelijk veroordeeld zijn wegens een terroristisch misdrijf; c. voor of tijdens hun
detentie een boodschap van radicalisering verkondigen of verspreiden daaronder mede begrepen wervingsactiviteiten voor doeleinden die in strijd zijn met de openbare orde en veiligheid dan wel de orde of veiligheid in de inrichting; tenzij uit
informatie
van het GRIP of het Openbaar Ministerie voortvloeit dat plaatsing op een Terroristen Afdeling niet is geïndiceerd.
4.3. Klager is met toepassing van artikel 20a, aanhef en onder c, van de Regeling op de TA geplaatst. De selectiefunctionaris heeft zich daarbij met name gebaseerd op het individueel ambtsbericht van de AIVD van 19 juli 2012. Uit dit ambtsbericht
volgt dat klager sympathisant is van de gewelddadige jihad en dat hij in verband daarmee contacten onderhoudt met personen die een jihadistisch gedachtegoed aanhangen. De AIVD acht klager een gevaar voor de nationale veiligheid.
4.4. De beroepscommissie stelt vast dat niet is gebleken dat niet van de in het ambtsbericht vermelde informatie kan worden uitgegaan. In het ambtsbericht staat vermeld dat klager als een gevaar voor de nationale veiligheid wordt beschouwd, daar hij
onder meer sympathisant is van de gewelddadige jihad en contacten onderhoudt met mensen die een jihadistisch gedachtegoed aanhangen. Hieruit volgt naar het oordeel van de beroepscommissie niet dat klager voor of tijdens zijn detentie een boodschap van
radicalisering heeft verkondigd of verspreid. Derhalve is niet gebleken dat hij voldoet aan het criterium als genoemd in artikel 20a, aanhef en onder c, van de Regeling. Nu klager evenmin wordt verdacht van dan wel is veroordeeld voor een terroristisch
misdrijf, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de selectiefunctionaris tot afwijzing van klagers verzoek als onredelijk en onbillijk dient te worden aangemerkt. Gelet op het voorgaande zal het beroep gegrond worden verklaard en zal
de bestreden beslissing worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding
voor toekenning van een tegemoetkoming nu de gevolgen van de bestreden beslissing nog ongedaan te maken zijn.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 2 juli 2013
secretaris voorzitter