Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/2210/GM, 10 juli 2002, beroep
Uitspraakdatum:10-07-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 01/2210/GM

betreft: [klager] datum: 10 juli 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (PM) heeft kennis genomen van een op 7 december 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie de IJssel te Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 28 november 2001 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 april 2002, gehouden in de p.i. Amsterdam te Amsterdam, is klager gehoord.

De inrichtingsarts verbonden aan de locatie de IJssel is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 30 oktober 2001, betreft het feit dat klager al maanden last heeft van een huiduitslagprobleem. De arts heeft het probleem niet kunnen verhelpen.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd:
Hij heeft al allerlei medicijnen en zalfjes gekregen, maar niets helpt. De dermatoloog is in januari 2001 bij hem langsgekomen, maar de medicijnen die hij hem gaf helpen ook niet. Nu wacht klager al weer vier maanden op dedermatoloog. Op 20 december 2001 kwam hij in de locatie de IJssel, maar die dag moest klager naar de rechtbank. De eerstvolgende keer dat de dermatoloog komt, zou pas in februari 2002 zijn.
In februari 2002 is klager overgeplaatst naar de locatie Noordsingel te Rotterdam. Eerst drie weken voor de behandeling ter zitting heeft hij medicijnen gekregen en speciaal beddengoed. De spullen waren al besteld toen hij in delocatie de IJssel verbleef. Ondanks zijn nieuwe medicijn is de uitslag niet verholpen. Bij een bloedonderzoek in de locatie de IJssel is geen allergie ontdekt.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Klager is al lange tijd bekend met huidklachten, er is al veel geprobeerd maar zoals vaker met huidklachten kan dit een langdurige geschiedenis zijn.
Half oktober is klager door de dermatoloog gezien en er is een behandeling afgesproken. Op 31 oktober 2001 heeft de inrichtingsarts klager zelf nog gesproken en de klachten waren nog steeds met vlagen aanwezig. Omdat de klachten nogsteeds bleven bestaan is klager voor 20 december 2001 weer op de lijst voor de dermatoloog gezet. In een gesprek met hem vertelde klager inderdaad het verhaal dat hij dan moet voorkomen. Er is afgesproken dat de inrichtingsarts indat geval overleg zal hebben met de dermatoloog om wat aan zijn klachten te doen. Er is door de dermatoloog een zalf voorgeschreven die de klachten kunnen verhelpen (het enige wat eigenlijk bij klager gedaan kan worden). Sindsdienheeft de inrichtingsarts van klager geen klachten meer vernomen.
Daarnaast zijn er diverse hulpmiddelen bij het VGZ (de zorgverzekeraar) aangevraagd zoals een allergievrije dekenhoes, kussenhoes en matrashoes.

3. De beoordeling
De beroepscommissie is gelet op de stukken en hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als handelen in strijd met de in artikel 28 PM neergelegde norm.Hiertoe is redengevend dat klager door een dermatoloog is gezien. Dat de vervolgafspraak hierop, mede met als doel te bekijken wat voor reactie het voorgeschreven medicijn had gegeven, geen doorgang heeft kunnen vinden omdat klagerbij de behandeling van zijn strafzitting aanwezig moest zijn, doet daaraan niet af. Dit omdat de dermatoloog en de inrichtingsarts, zoals dit ook is gebeurd, met elkaar de situatie konden bespreken, nu immers beide de huidproblemenvan klager hadden gezien.
Het beroep is derhalve ongegrond.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, F.M.M. van Exter en drs. H.P.J. Vos, leden, in tegenwoordigheid mr. I. Lispet, secretaris, op 10 juli 2002

secretaris voorzitter

Naar boven