Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/580/GA, 22 juli 2013, beroep
Uitspraakdatum:22-07-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/580/GA

betreft: [klager] datum: 22 juli 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.J. Stronks, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 11 februari 2013 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i ) Amsterdam Over-Amstel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 april 2013, gehouden in de p.i. Rotterdam, locatie De Schie, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Amsterdam Over-Amstel gehoord.
Klagers raadsman heeft schriftelijk laten weten dat hij en klager verhinderd zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag (W-2012-00076) betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder t.v. cel wegens het niet opvolgen van aanwijzingen van het personeel en dat dit gedag al meerdere malen met klager
besproken is.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht. Klager heeft gemotiveerd naar voren gebracht dat een medegedetineerde voor hetzelfde incident een lagere straf heeft gekregen dan klager,
drie dagen in plaats van vijf, zonder dat voor dit onderscheid een rechtvaardiging is gegeven.

De plaatsvervangend vestigingsdirecteur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is regelmatig op zijn gedrag aangesproken en heeft desondanks geen gedragsverandering laten zien. Daarbij heeft klager al tot tweemaal toe een opdracht geweigerd.

Ter zitting is de plaatsvervangend vestigingsdirecteur gevraagd naar de bevoegdheid tot strafoplegging van het onder de beslissing vermelde toegevoegde managemantslid. Aangegeven is dat hij daartoe bevoegd zou zijn en toegezegd is dat de betreffende
aanwijzingsbeslissing zou worden toegezonden.

Na de zitting is de betreffende aanwijzingsbeslissing ontvangen maar nadat bleek dat het een verlengingsbeslissing betrof is ook de oorspronkelijke aanwijzingsbeslisisng opgevraagd en ontvangen.

3. De beoordeling
In eerdere uitspraken heeft de beroepscommissie geoordeeld dat een beperkte en tijdelijke aanwijzing als toegevoegd managementlid of plaatsvervanger van de directeur niet toereikend is om bevoegdheid te verkrijgen om disciplinaire straffen op te
leggen.

Na de zitting is desgevraagd een aanwijzingsbeschikking van 16 april 2012 van de Minister van Veiligheid en Justitie overgelegd waarin is aangegeven dat besloten is de aangevraagde verlenging van de artikel 3 bevoegdheid PBW van de heer D. J.,
toegevoegd managementlid, toe te kennen voor een periode van nogmaals een jaar m.i.v. 1 mei 2012. De strafoplegging dateerde echter van 23 april 2012. In het opgevraagde eerdere aanstellingsbesluit is opgenomen dat naar aanleiding van het verzoek tot
de
aanwijzing van de heer D. J. tot toegevoegd managementlid en het verlengen van de artikel 3 bevoegdheid, het verzoek is ingewilligd, waarbij als aanvullende voorwaarden gelden het volgen van een cursus detentierecht indien hier nog niet in is voorzien
en het door betrokkene met zijn directeur bespreken van de door hem opgemaakte beslissingen. De beroepscommissie is van oordeel dat een beperkte aanwijzing als toegevoegd managementlid met uitsluitend de bedoeling het opleggen van disciplinaire
straffen
mogelijk te maken niet strookt met de bedoeling van de wet.
De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren en de beslissing van de beklagcommissie vernietigen en het beklag gegrond verklaren en aan klager een tegemoetkoming van € 12,50 toekennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 12,50.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 22 juli 2013.

secretaris voorzitter

Naar boven