Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1315/GV, 17 juni 2013, beroep
Uitspraakdatum:17-06-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1315/GV

betreft: [klager] datum: 17 juni 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.D. van Elst, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 31 maart 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager zijn raadsvrouw, mr. E.D. van Elst, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Na indiening van de aanvraag voor verlof op 18 maart 2013 is klager direct mondeling medegedeeld dat de aanvraag afgewezen zou zijn. Daarop is op 19 maart 2013 beklag ingediend bij de beklagcommissie.
De
schriftelijke beslissing was toen nog niet uitgereikt. Op 19 april 2013 ontving de raadsvrouw van klager de schriftelijke beslissing van 31 maart 2013. Klager heeft tijdig beroep ingediend.
Het algemeen verlof kan wat klager betreft buiten zijn woonplaats Hilversum plaatsvinden. Hij kan bij familie in Utrecht verblijven. Op grond van artikel 17 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) was slechts de
directeur bevoegd een beslissing op zijn aanvraag te nemen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Op grond van artikel 17 van de Regeling is de beslissing terecht door de Staatssecretaris genomen. Klager heeft geen ander verlofadres opgegeven. Tijdens een schorsing van de
preventieve hechtenis heeft klager zich niet aan de voorwaarden gehouden. Gezien de gegeven adviezen is een detentieplan noodzakelijk. In deze fase van detentie is er geen vertrouwen dat het verlof goed zal verlopen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Nieuwegein heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het Openbaar Ministerie en de politie adviseren negatief.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een vrijheidsstraf. De fictieve einddatum valt op of omstreeks 13 november 2013. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis te ondergaan. De einddatum van zijn detentie is op of omstreeks 26
november 2013.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vier verlofaanvragen indienen.

De politie heeft bezwaar tegen het opgegeven verlofadres in Hilversum vanwege het risico van ongewenste confrontatie met slachtoffers of anderszins betrokkenen bij het misdrijf waarvan klager wordt verdacht. De beroepscommissie begrijpt uit de reactie
van de Staatssecretaris op het beroep dat klager ondanks een daartoe strekkend verzoek geen nieuw verlofadres heeft aangeleverd. Aan klagers stelling in beroep dat hij bij zijn familie in Utrecht kan verblijven, gaat de beroepscommissie voorbij, nu
onduidelijk is welk adres in Utrecht wordt bedoeld en dit nieuwe adres kennelijk nog niet is gecontroleerd. Voor de beoordeling van het beroep acht de beroepscommissie verder van belang dat klagers recidiverisico hoog wordt ingeschat en hij zich niet
heeft gehouden aan de voorwaarden van een eerder verleende schorsing van de preventieve hechtenis. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers
verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b, d en j van de Regeling tijdelijk verlaten van
de
inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 17 jui 2013

secretaris voorzitter

Naar boven