Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1577/GV, 14 juni 2013, beroep
Uitspraakdatum:14-06-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1577/GV

betreft: [klager] datum: 14 juni 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 april 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is het niet eens met de beslissing van de Staatssecretaris omdat de gegeven informatie niet klopt. Ook is hij het er niet mee eens dat het verlof is afgewezen omdat hij geen
medewerking heeft verleend aan een programma in het kader van Terugdringen Recidive (TR).

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Op 2 april 2013 is klagers verzoek tot algemeen verlof ontvangen. Op dit verzoek is positief gereageerd, met oplegging van een locatieverbod. Kort na
de aanvraag werd echter duidelijk dat klager positief had gescoord op druggebruik. Het verlof zou, conform het Drugsontmoedigingsbeleid, worden gehalveerd. Inmiddels bleek echter dat klager deelname aan het TR-traject weigerde, zodat volgens de
Staatssecretaris een heel andere situatie was ontstaan. Klager was aangemeld bij Exodus voor het ondergaan van een behandeling. Exodus heeft klager vervolgens geweigerd. Vanuit het TR-traject werd daarom getracht klager te laten deelnemen aan een ander
traject, maar klager gaf aan geen behoefte meer te hebben aan behandeling. Het bureau TR achtte behandeling echter nog steeds geïndiceerd. Gelet op klagers weigering een behandeling te ondergaan, werd zijn motivatie door de inrichting onvoldoende
geacht, hetgeen heeft geleid tot het stopzetten van het TR-traject. De inrichting is van mening dat vanwege het stoppen van het TR-traject het recidiverisico te hoog blijft, hetgeen aan verlofverlening en andere vrijheden in de weg staat. De
Staatssecretaris deelt deze mening.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zuyder Bos heeft geadviseerd om klagers eerste verlof, conform het Drugsontmoedigingsbeleid, te halveren.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd wegens gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten. Het OM heeft aangegeven dat uit het TR-rapport blijkt dat het recidivegevaar hoog gemiddeld is.
Voorgestelde interventies, leefstijltraining en Arva-training zijn niet direct recidivebeperkend, hooguit op de lange duur. Mocht verlof toch worden toegestaan, dan is het OM van mening dat een locatieverbod voor het noorden van Amsterdam tot en met
het
centrum dient te worden opgelegd. Volgens het OM is echter de reden van de verlofaanvraag, de verloving van klagers zus, onvoldoende zwaarwegend om het maatschappelijk belang ondergeschikt te maken.
De politie heeft positief geadviseerd en heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek, wegens diefstal, opzettelijke vrijheidsberoving en diefstal met geweldpleging. De fictieve einddatum is gesteld op 2 maart 2014.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Uit de bestreden beslissing volgt dat de aanvraag is afgewezen, omdat klager niet meewerkt aan het TR-traject en vanwege een positieve score op het gebruik van (soft)dugs. Uit het advies vrijheden van 15 april 2014 van de locatie Zuyder Bos blijkt dat
de vrijhedencommissie heeft geadviseerd om - gezien het Drugsontmoedigingsbeleid - het eerste verlof van klager te halveren, en gedurende het verlof een locatieverbod op te leggen in verband met de woonplaats van het slachtoffer, welk advies wordt
ondersteund door de directeur van de locatie Zuyder Bos. Naar het oordeel van de beroepscommissie is dan ook, anders dan de Staatssecretaris aanvoert, niet gebleken dat de inrichting negatief heeft geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Gelet
hierop en nu uit het advies vrijheden verder blijkt dat klager gemaakte afspraken in de inrichting goed nakomt, is de beroepscommissie dan ook van oordeel dat de bestreden beslissing als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt. De
beroepscommissie hecht eraan op te merken dat het niet meewerken aan TR op zichzelf geen grond oplevert voor het weigeren van verlof. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en de beslissing van de Staatssecretaris zal worden vernietigd. De
Staatssecretaris zal worden opgedragen om met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 14 juni 2013

secretaris voorzitter

Naar boven