nummer: 13/833/GA en 13/883/GA
betreft: [klager] datum: 13 juni 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.L. Plas, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen de uitspraken van 6 maart 2013 met de nummers PD-2012-000738 en PD-2012-000037 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Dordrecht,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraken van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzingen op het verzoek van klager de inrichting tijdelijk te verlaten in het kader van algemeen verlof.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Het negatieve advies van de advocaat-generaal van 11 december 2012 bevindt zich niet bij de stukken. Klager meent dat ondanks het negatieve advies hij
in aanmerking had moeten komen voor algemeen verlof. Uit het advies blijkt niet dat een weigeringsgrond van artikel 4 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) van toepassing is. Er bestaat geen risico van een
ongewenste
confrontatie met de aangeefster, nu zij woonachtig is in Amsterdam en klager in Alblasserdam. De wijkagent heeft geen bezwaar tegen verlofverlening. De aard van het delict wordt niet in artikel 4 van de Regeling genoemd als afwijzingsgrond. Nu de
tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf zoveel mogelijk dienstbaar moet worden gemaakt aan de voorbereiding tot terugkeer in de samenleving, had de directeur de verlofaanvraag van klager moeten toewijzen.
De directeur heeft hierop gereageerd door te verwijzen naar zijn voor de beklagcommissie ingenomen standpunt en aangeleverde stukken.
3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot andere beslissingen leiden dan die van de beklagcommissie, die op goede gronden genomen zijn. De beroepscommissie neemt hierbij tevens in aanmerking dat klager
blijkens de overgelegde stukken heeft toegegeven op 18 oktober 2012 te hebben gefraudeerd bij een urinecontrole door veel water te drinken. Op grond van het drugsontmoedigingsbeleid wordt fraude gelijkgesteld aan het gebruiken van harddrugs en worden
de
twee eerstvolgende verloven ingetrokken. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraken van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 13 juni 2013
secretaris voorzitter