nummer: 13/692/GM
betreft: [klager] datum: 11 juni 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het Detentiecentrum Alphen aan den Rijn,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 21 februari 2013 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Ter zitting van de beroepscommissie van 3 juni 2013, gehouden in de penitentiaire inrichting Amsterdam Over-Amstel te Amsterdam, zijn gehoord klager, met gebruikmaking van een tolk Pools via de tolkentelefoon, en [...], huisarts en [...],
plaatsvervangend hoofd zorg, beide verbonden aan het Detentiecentrum.
Klagers raadsman, mr B. van Elst, heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 15 en 17 november 2012, betreft het niet verstrekt krijgen van pijnmedicatie voor zijn ernstige pijnklachten aan de rug.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd. Hij had veel pijn, hij kon niet lopen. Toch heeft hij geen pijnmedicatie gekregen. Er werd hem verteld dat dat niet nodig zou zijn omdat hij een grote Pool is. Klager wil € 10.000,= vanwege het hem aangedane leed
en
het niet verlenen van medische hulp op racistische gronden.
Klagers raadsman voert in zijn aanvullende beroepschrift aan dat het beroep is gericht tegen het niet verlenen van een tegemoetkoming, terwijl wel erkend wordt dat er niet juist en adequaat is gehandeld door de medische dienst. De verpleegkundige is
vergeten contact met de arts op te nemen om klagers vraag te bespreken. Daar later mee geconfronteerd gaf de verpleegkundige aan dat klager de klachten aan zou moeten kunnen.
Dat klager nu weinig hinder ondervindt doet niet af aan het feit dat hij destijds wel hinder heeft ondervonden. Hij heeft niet herhaaldelijk om medicatie gevraagd omdat hem gezegd werd dat hij naar de iso moest als hij er nogmaals om vroeg. Hij heeft
veel pijn gehad en wil daarom een tegemoetkoming.
De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Het hoofd zorg heeft naar aanleiding van de klacht aangegeven dat de verpleegkundige is vergeten om aan de arts te vragen om pijnstilling in verband met klagers rugklachten. Hiervoor zijn
excuses aangeboden. Klager kon op de afdeling paracetamol krijgen, geen ibuprofen hetgeen hij wilde. Conform de standaard wordt bij lage rugklachten voor lange tijd paracetamol voorgeschreven. Klager heeft nadien meermalen contact gehad met
verpleegkundigen. Bij die contacten heeft hij niet meer over rugklachten gesproken. Tegenover het hoofd zorg heeft klager aangegeven dat zijn rugklachten over waren.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat klager met rugklachten bij de medische dienst is geweest en om pijnstilling heeft gevraagd. De op dat moment aanwezige verpleegkundige heeft aangegeven dit met de arts te overleggen. Dat heeft zij echter nagelaten. De
inrichtingsarts erkent terecht dat dit een onjuiste gang van zaken is geweest. Aan klager zijn daarom ook excuses gemaakt. Reeds hierom zal het beroep gegrond worden verklaard.
Niet is echter aannemelijk geworden dat klager hierdoor onnodig pijn heeft moeten lijden. Hij had de mogelijkheid herhaald paracetamol te gebruiken. Hij is daarmee niet verstoken geweest van medicatie. Dat hij niet kreeg voorgeschreven wat in zijn
beleving de juiste pijnmedicatie zou zijn maakt dit niet anders.
Er zijn daarom geen termen voor toekenning van een tegemoetkoming.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt dat klager geen tegemoetkoming toekomt.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. S.B. de Pauw Gerlings - Döhrn, voorzitter, J.G.J. de Boer en L.E.M. Kleipool , leden,
in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 11 juni 2013.
secretaris voorzitter