Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0916/TA, 11 juni 2013, beroep
Uitspraakdatum:11-06-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/916/TA

betreft: [klager] datum: 11 juni 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 5 maart 2013 van de beklagcommissie bij de Van der Hoeven Kliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 31 mei 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, is namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], juridisch medewerker, gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij geen gebruikgemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord. Klager heeft bij brief van 31 mei 2013 laten weten dat hij zijn zaak niet heeft kunnen voorbereiden omdat zijn
USB-stick met gegevens daarover op 30 mei 2013 in beslag was genomen en pas op 30 mei 2013 om 21.30 uur op de computer voor algemeen gebruik was gezet. De beroepscommissie acht niet aannemelijk dat klager zijn zaak niet heeft kunnen voorbereiden nu zij
klager het dossier tijdig heeft toegezonden.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft afzondering in de eigen verblijfsruimte en weigering bezoek op 11 januari 2013 wegens een dreigende houding naar de werkmeester.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is ten onrechte bestraft. Hij is in strijd met de wet niet daarover gehoord. De werkmeester was tijdens het gesprek heel dwingend. Klager mocht
niet
praten over de leugens van de werkmeester over werkweigering van klager. Op zijn vraag wat er zou gebeuren als hij daarover zou twitteren, antwoordde de werkmeester dat hij er klaar mee was. Klager was er niet klaar mee en wilde gaan werken, maar mocht
dat niet omdat zijn houding de werkmeester niet aanstond. Klager is toen lachend weggelopen en vroeg of hij achter de computer mocht om stappen te ondernemen. Hij is niet dreigend geweest. Klager traint veel en is gewoon breed van zichzelf. Zijn moeder
heeft hem geleerd recht te lopen. Klager heeft achter de computer gezeten en zijn advocaat gebeld. Een paar uur later is hij afgezonderd. Pas laat mocht hij zijn bezoek, dat toen al onderweg was, afbellen. De inrichting geeft toe dat zij daarmee fout
zat, maar weigert de door klager voor zijn bezoek gemaakte reiskosten voor treinkaartjes van Rotterdam naar Utrecht te vergoeden. Hij mocht tijdens de afzondering niet luchten en niet naar de kerk.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De dreiging zit bij klager niet zozeer in zijn woorden, maar in de intimiderende sfeer die hij neerzet. Tijdens de lunch is
overleg gepleegd en besloten klager vanwege zijn dreigende houding af te zonderen. Klager is gehoord over de afzondering ten tijde van de uitreiking van de schriftelijke mededeling van de afzonderingsbeslissing na de lunch. Het horen wordt niet gemeld
op die schriftelijke mededeling, maar op een apart formulier.
Klager mocht die dag geen bezoek ontvangen. Dit is hem niet schriftelijk, maar mondeling meegedeeld. Het klopt niet dat klager zijn familie pas heeft kunnen inlichten op een moment dat zijn familie al onderweg was. Klagers moeder heeft ’s middags de
buitenfunctionaris van de inrichting gebeld met de vraag of het klopt dat het bezoek, dat ’s avonds zou plaatsvinden, niet kon doorgaan.

3. De beoordeling
Op grond van de stukken en het behandelde ter zitting is voldoende aannemelijk dat klager tijdens het gesprek op 11 januari 2013 met de werkmeester, waarbij personeel aanwezig was, een dreigende houding naar de werkmeester heeft aangenomen en met zijn
gedrag bedreigend op de werkmeester en het aanwezige personeel is overgekomen. De beslissing om klager op 11 januari 2013 in het belang van de orde en veiligheid van de inrichting af te zonderen en die dag geen bezoek toe te staan kon daarom in
redelijkheid worden genomen. Voldoende aannemelijk is verder dat klager over de afzonderingsbeslissing is gehoord, gelet op de verklaring namens het hoofd van de inrichting ter zitting dat klager ten tijde van de uitreiking van de schriftelijke
mededeling van de afzonderingsbeslissing is gehoord en dat dit op een apart formulier is vermeld.
Vast staat dat klager in strijd met artikel 54, eerste lid, onder c, Bvt geen schriftelijke mededeling over de weigering van zijn bezoek op 11 januari 2013 heeft ontvangen. Nu klager daarover niet heeft geklaagd, klager door dit vormverzuim van de
inrichting niet in zijn rechtspositie is geschaad en ook zijn bezoek tijdig op de hoogte was van het feit dat het bezoek niet doorging, zal de beroepscommissie daaraan in dit geval geen gevolg verbinden.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en drs. J.E. Wouda , leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 11 juni 2013

secretaris voorzitter

Naar boven