Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0430/JA, 2 april 2013, beroep
Uitspraakdatum:02-04-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/430/JA

betreft: [klager] datum: 2 april 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Hartelborgt, locatie Spijkenisse te Spijkenisse,

gericht tegen een uitspraak van 31 januari 2013 van de beklagcommissie bij voormelde j.j.i., gegeven op een klacht van [...], geboren op [1992], verder te noemen klager, voor zover het de hoogte van de toegekende schadevergoeding betreft,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 maart 2013, gehouden in de j.j.i. de Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist, zijn gehoord [...], unit-directeur bij de locatie Spijkenisse en klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. I. Vreeken.
Als toehoorster was aanwezig [...], stagiaire bij de locatie Spijkenisse.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van alle goederen van klager die bij ontruiming van zijn kamer aanwezig waren.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en klager een schadevergoeding toegekend van € 4.280,=, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft onder verwijzing naar het beroepschrift ter zitting in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directie betreurt het dat de spullen van klager zijn zoekgeraakt. Het beroep is enkel
gericht tegen de hoogte van de toegekende schadevergoeding.
Ten tijde van het instellen van het beroep is de invoerlijst van klagers spullen bij het Bad teruggevonden.
De spullen die door een jeugdige worden ingevoerd worden eerst op een lijst genoteerd en later ingevoerd in de computer. De handmatig ingevulde lijsten worden naderhand weggegooid. Waarom klager deze lijsten moet ondertekenen is dan ook niet bekend.
Klager heeft van die lijsten overigens kopieën gekregen.
De lijsten op basis waarvan de beklagcommissie tot de hoogte van de schadevergoeding is gekomen zijn overigens gemaakt door klager en het afdelingshoofd tezamen, maar de bedragen zijn niet met instemming van het afdelingshoofd tot stand gekomen. Het
klopt dat één van die beide lijsten is zoekgeraakt.

Klager heeft aangevoerd dat hij veel meer spullen had dan op de door de instelling overgelegde lijsten staan aangegeven. Zo ontbreken er bijvoorbeeld spullen als hoeslaken, kussen, pyjama, radio/cd-spelers en cd’s. Volgens de lijst zou klager geen
onderbroek en slechts één paar sokken hebben ingevoerd. Ook had klager een playstation 2. Er is geen ontruimingsverslag of iets dergelijks opgemaakt.

Klagers raadsman heeft aangevoerd dat een invoerlijst weliswaar lijkt te zijn teruggevonden, maar niet duidelijk is of dit de originele lijst is. Klager heeft namelijk aangegeven bij binnenkomst een andere lijst te hebben ingevuld, waarop bijvoorbeeld
ook de merken van kledingstukken werden genoteerd. Klager betwist dan ook dat dit de originele invoerlijst is. Daarbij staat er geen juiste datum van binnenkomst op de lijst. Klager is op 1 februari binnengekomen en niet op 2 februari zoals op de lijst
wordt aangegeven. Klager had bij binnenkomst zijn spullen in een doos, van de inhoud daarvan was een lijst opgesteld die aan klager getoond is en waarmee hij akkoord is gegaan. Volgens de nu overgelegde lijsten zou er na 21 mei niets meer zijn
ingevoerd, terwijl hij pas op 6 september met verlof ging. Spullen die verder ontbreken zijn onder meer een trainingspak, meerdere truien, twee riemen, meerdere paren sokken, meerdere onderbroeken en petten en een dekbed. Toiletartikelen en dvd’s zijn
ook niet op de lijsten terug te vinden. Daarmee lijkt de lijst niet compleet en niet origineel.
Er wordt aangenomen dat klager veel spullen zou hebben meegenomen op verlof. Hiervan staat echter niets op papier. Ook anderszins blijkt niet dat klager tassen vol spullen meegenomen zou hebben toen hij de inrichting verliet.
Ook van het door klager samen met het afdelingshoofd opgemaakte schikkingsvoorstel is een van de twee pagina’s zoekgeraakt. Hierbij hadden ze samen een gedetailleerd overzicht van de spullen van klager opgesteld met daarbij de nieuwwaarde volgens
internet en de dagwaarde. Het voorgestelde schadebedrag van € 4.280,= betreft de dagwaarde, niet de nieuwwaarde.
Blijkens jurisprudentie kan de beroepscommissie wel degelijk schadevergoedingsaspecten meenemen bij de beoordeling van de hoogte van de tegemoetkoming / schadevergoeding. Overigens strekt de aansprakelijkheid van de directeur tot € 500,= per voorwerp
en
niet in totaal. Daarbij is een hoger bedrag op zijn plaats als een directeur zo onzorgvuldig is dat er grote risico’s op vermissing ontstaan.
Indien enkel een tegemoetkoming wordt toegekend, is een hoger bedrag op zijn plaats, nu het ongemak voor klager nog steeds voortduurt.

3. De beoordeling
Vastgesteld wordt dat het beroep enkel is gericht tegen de hoogte van de toegekende schadevergoeding.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat klagers spullen, nadat hij niet terugkeerde van een hem verleend verlof, van zijn kamer zijn gehaald en nadien niet meer zijn teruggevonden. Verder is komen vast te staan dat er bedroevend
weinig gegevens bij de inrichting voorhanden zijn om tot op zekere hoogte vast te stellen om welke spullen het gaat.
Zo is er geen lijst opgesteld van de spullen die van klagers kamer zijn gehaald. Ook waren er aanvankelijk in het geheel geen invoerlijsten. Pas bij instellen van het beroep zijn er computerlijsten overgelegd, waarvan klager betwist dat het correcte
lijsten zijn. De unit-directeur heeft dit niet overtuigend kunnen betwisten. Zo wordt wel erkend dat er ook handgeschreven en door klager voor akkoord getekende invoerlijsten zijn geweest, maar zouden deze zijn weggegooid.
Klager heeft daarvan weliswaar kopieën ontvangen, maar bij het zoekraken van zijn complete celinventaris zijn ook deze stukken kwijtgeraakt.
Ook een later door klager met zijn afdelingshoofd opgemaakte lijst is bij de inrichting in het ongerede geraakt.
Ter beoordeling staat de vraag of de in de Bjj voorziene tegemoetkoming mede bedoeld is als schadevergoeding. Uitgangspunt is voor de beroepscommissie steeds geweest dat de tegemoetkoming bedoeld is voor door een klager ondervonden ongemak en dat voor
de vergoeding van de geleden schade andere wegen openstaan. Daarbij is gedacht aan een verzoek aan de directeur van de inrichting om de schade te vergoeden of de gang naar de civiele rechter. Indien bij gegrond verklaarde klachten over vermissing en/of
beschadiging van voorwerpen die aan een gedetineerde toebehoren de hoogte van de schade op eenvoudige wijze vastgesteld kan worden, ligt het voor de hand om op verzoek van klager tot een vergoeding van de schade te komen en deze dus mee te wegen bij de
vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming. Klager heeft aangegeven dat hij een schadevergoeding van € 4.280,= wenst voor de vermiste goederen. De hoogte van dit bedrag wordt door de inrichting, overigens zonder concrete en aannemelijke
onderbouwing, betwist. Klager heeft geen aankoopnota’s kunnen verstrekken, maar wel getracht een overzicht van de waarde door te geven. Deze gegevens zijn niet meer compleet voorhanden. Door nalatig handelen door de inrichting kan niet worden
vastgesteld om welke goederen het zou gaan. De hoogte van de door klager geleden schade kan hierdoor en door de hem niet aan te rekenen omstandigheden niet op eenvoudige wijze worden vastgesteld. Schadevergoedingsaspecten kunnen daarom in dit geval
niet
betrokken worden bij de tegemoetkomingbeslissing. In zoverre is het beroep gegrond. Indien klager zijn schade vergoed wil hebben staat hem de weg open van een verzoek daartoe aan de directeur en/of zich te wenden tot de civiele rechter.
Wel ziet de beroepscommissie in dit geval en onder deze specifieke omstandigheden aanleiding klager als gevolg van het ondervonden en te ondervinden ongemak een tegemoetkoming toe te kennen van € 250,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gericht tegen de hoogte van de toegekende schadevergoeding gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre.

Zij bepaalt dat aan klager ten laste van de directeur een tegemoetkoming toekomt van € 250,=.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J. Calkoen-Nauta, voorzitter, dr. F. Boer en mr. drs. T.A.M. Louwe, leden, bijgestaan door mr. I. Lispet, secretaris, op 2 april 2013

secretaris voorzitter

Naar boven