Nummer: 13/1272/GB
Betreft: [klager] datum: 7 juni 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Urcun, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 16 april 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 2 juni 2008 gedetineerd. Hij heeft zich in de periode van 12 mei 2010 tot 4 oktober 2012 onttrokken aan zijn detentie. Hij verblijft sedert 5 februari 2013 in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager beschikt over een geldig legitimatiebewijs. Zijn legitimatiebewijs is aanwezig in de p.i. Krimpen aan den IJssel. Klager voldoet aan alle voorwaarden voor plaatsing in een b.b.i. Klager heeft zich niet onttrokken aan zijn detentie. Aan klager
was
verlof verleend omdat zijn broer was overleden. Klager is niet op de vlucht geweest. Hij heeft zich gemeld op het moment dat hem dat werd gevraagd. Klager heeft zich aan alle verlofafspraken gehouden.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager beschikte ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing niet over een geldig legitimatiebewijs. Thans beschikt hij echter wel over een geldig legitimatiebewijs.
Klager heeft zich in de periode van 12 mei 2010 tot 4 oktober 2012 aan zijn detentie onttrokken en hierdoor is er sprake van een verhoogd risico. Er is onvoldoende vertrouwen om klager in een b.b.i. te plaatsen. De selectiefunctionaris adviseert klager
eerst verlof aan te vragen. Als klager een goed verlopen verlof zonder begeleiding heeft gehad, is de selectiefunctionaris bereid klagers verzoek tot overplaatsing naar een b.b.i. te heroverwegen.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. Het beroep van klager richt zich tegen de afwijzing van klagers verzoek tot overplaatsing naar een b.b.i. Uit de stukken blijkt dat klagers legitimatiebewijs ten tijde van het nemen van deze beslissing niet aanwezig was in de p.i. Krimpen aan
den IJssel, hetgeen, gelet op de identificatieplicht, in de weg staat aan een plaatsing in een b.b.i. Uit de thans bij de beroepscommissie bekende informatie is gebleken dat klagers legitimatiebewijs inmiddels aanwezig is in de p.i. Krimpen aan den
IJssel, zodat het ontbreken van een geldig legitimatiebewijs niet langer kan worden aangevoerd als grond voor afwijzing van klagers verzoek. Uit de stukken blijkt echter dat klager zich gedurende zijn huidige detentie van 12 mei 2010 tot 4 oktober 2012
heeft onttrokken aan zijn detentie door niet terug te keren na een aan hem verleend incidenteel verlof. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een contra-indicatie vormt voor plaatsing in een b.b.i. met daaraan gekoppeld het
verlenen van regimaire verloven. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep
zal
dan ook ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 7 juni 2013
secretaris voorzitter