Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0935/GA, 30 mei 2013, beroep
Uitspraakdatum:30-05-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/935/GA

betreft: [klager] datum: 30 mei 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Visscher, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 14 maart 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Nieuwegein, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 mei 2013, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsman mr. J. Visscher en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Nieuwegein.

Klagers raadsman heeft meegedeeld dat klager in vrijheid is gesteld en niet ter zitting zal verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een ordemaatregel van vijf dagen afzondering in een afzonderingscel met cameratoezicht ingaande op 7 november 2012 in verband met het vermoeden dat klager drugs in het lichaam zou hebben.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De raadsman is gemachtigd om namens klager het woord te voeren. Verbazingwekkend is de gang van zaken voor wat betreft de zogenaamde intrekking van het beroep. Klager is meegedeeld dat hem bezoek zonder toezicht zou worden toegekend op voorwaarde dat
hij geen beroep zou instellen. Klager wenst echter het beroep te handhaven.
Onduidelijk is of klager wel gehoord is. Weliswaar staat op de schriftelijke mededeling van 8 november 2012 dat klager gehoord is, maar dit is een standaard formulering en daaruit kan niet worden opgemaakt dat klager op 7 november 2012 tijdig is
gehoord. Vermelde tijden en data in het verslag en schriftelijke mededeling verschillen.
Er was geen concrete aanwijzing om de verstrekkende ordemaatregel op te leggen. Niet gebleken is dat klager is gevisiteerd. Dit had in de rede gelegen. Volstrekt onduidelijk is wat de arts heeft vastgesteld. Van een gedragsdeskundige is in het geheel
niet gebleken. Er was geen noodzaak om de ordemaatregel op te leggen. Klager heeft alleen zijn overhemd in zijn broek gestopt.

De directeur heeft in beroep gepersisteerd bij het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt en toegevoegd dat bij een onderzoek aan het lichaam er drie kniebuigingen worden gemaakt. Als een gedetineerde iets tussen zijn bilnaad zou hebben gedaan,
zou dit er uitgekomen zijn.

3. De beoordeling
Bij schrijven van 2 mei 2013 van de juridisch medewerker van de p.i. Nieuwegein is meegedeeld dat klager zijn beklag heeft ingetrokken, hetgeen de raadsman bij brief van 7 mei 2013 heeft betwist. Nu in deze fase van het geding voor een intrekking van
het beklag geen plaats is, zal de beroepscommissie, wat er zij van de omstandigheden waaronder genoemde intrekking heeft plaatsgevonden, het ingestelde beroep behandelen.
Klagers raadsman heeft bij brief van 7 mei 2013 gereageerd en aangegeven dat klager zich onder druk gezet voelde door de inrichting en het vanuit de p.i. aangeleverde formulier heeft getekend, maar dat hij het beklag niet intrekt en het beroep wil
handhaven.
De beroepscommissie zal, nu de directeur het door de raadsman gestelde niet heeft betwist, klager ontvangen in het beroep.

Uit het bij de stukken gevoegde verslag volgt dat door het personeel op camerabeelden de beweging is gezien dat klager iets uit zijn broekzak haalde en waarschijnlijk tussen zijn billen stopte. Vervolgens is in de schriftelijke mededeling van de
ordemaatregel stellig vermeld dat klager na zijn bezoek contrabande heeft weggestopt tussen zijn bilnaad, terwijl onvoldoende aannemelijk is geworden dat klager in de tussentijd is onderzocht aan het lichaam en/of dat ander onderzoek heeft
plaatsgevonden, hetgeen na een dergelijke verdenking in de rede had gelegen. De beroepscommissie is van oordeel dat de verdenking jegens klager zoals vermeld in de stukken onvoldoende is onderbouwd en dat niet is gebleken dat voldoende onderzoek, met
name een deugdelijke visitatie is verricht, om de ordemaatregel te rechtvaardigen. De beroepscommissie zal derhalve het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter in zoverre vernietigen en het beklag gegrond verklaren. Nu de
ordemaatregel reeds op 9 november is beëindigd, zal de beroepscommissie een tegemoetkoming aan klager toekennen van € 15,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager ter zake een tegemoetkoming toe van € 15,= .

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. C.J.G. Bleichrodt, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 30 mei 2013

secretaris voorzitter

Naar boven