nummer: 13/415/GA
betreft: [klager] datum: 28 mei 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[klager], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 15 januari 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Heerhugowaard Alkmaar, locatie Westlinge,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 22 april 2013, gehouden in de p.i. Rotterdam, locatie De Schie, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. de Reus, en namens de locatie Westlinge [...], juridisch medewerkster, en [...], senior
medewerker facilitaire zaken.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag (2012/252) en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag - voor zover in beroep aan de orde - betreft de onveiligheid op cel als gevolg van de aanwezigheid van asbest in de inrichting.
De beklagrechter heeft het beklag met nummer 2012/252 ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er zit asbest in de ontluchtingsroosters. In de periode dat klagers beklag liep zijn er aanpassingen aangebracht, maar daarmee is het risico op besmetting niet verdwenen, alleen verminderd. Ook voorafgaand aan de periode van beklag (klager schat deze
periode op vijf jaar) heeft het risico bestaan. Ter zitting heeft klagers raadsman hieraan nog toegevoegd dat in de periode maart 2012 tot augustus 2012 het rooster los heeft gezeten.
Blijkens een besmettingsonderzoek uit 2007 is het risico op besmetting laag als de kanalen niet worden beroerd. De roosters dienen echter wel losgeschroefd te kunnen worden om de kanalen schoon te maken en te controleren op aanwezigheid van
contrabande.
De aanpassingen aan de roosters hadden gedaan moeten worden na het uitgebrachte rapport niet pas nadat klager in beklag was gegaan. Overigens zijn de roosters nog steeds niet in alle cellen aangepast.
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De aanwezigheid van asbest is sinds 2005 bekend, in 2007 is er onderzoek gedaan. Daarbij zijn geen asbestvezels aangetroffen. Achter de roosters
zit een afzuigsysteem, zodat er ook niets de cel ingeblazen kan worden. Niet in alle kanalen zit asbest. Indien de kanalen niet worden beroerd is het risico op besmetting laag. Eventueel kapotte roosters worden regelmatig vervangen, zodra er een
melding
over een los rooster komt. Voorheen waren de roosters verlijmd. Nadien zijn er roestvrijstalen roosters met beveiligde schroeven aangebracht. Hiermee heeft de directie aan haar zorgplicht voldaan. Gedetineerden weten echter toch achter de roosters te
komen en verstoppen daar spullen achter. Dit is ongeoorloofd.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat er in bepaalde kanalen binnen de inrichting asbest zit. Uit onderzoek is gebleken dat er geen sprake is van asbestvezels en dat er ook niets de cel ingeblazen kan
worden door het afzuigsysteem. Echter, vastgesteld is dat er een risico op besmetting bestaat indien er contact is met de kanalen. Hoewel het vanzelfsprekend niet is toegestaan dat gedetineerden, met welke motieven dan ook, aan de roosters morrelen,
blijkt dit in de praktijk wel te gebeuren bij de roosters waarbij die mogelijkheid bestaat. De directie heeft desondanks geen reden gezien in een eerder stadium na het bekend worden van het feit dat er asbest in de kanalen zit de roosters te vervangen.
Door pas over te gaan tot vervanging van een oorspronkelijk rooster dat in principe niet kan worden geopend, op het moment dat dit oorspronkelijke rooster defect is gemeld, heeft de directie niet voldaan aan haar zorgplicht jegens de gedetineerden.
Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard.
Nu niet is vastgesteld dat klager als gevolg van het niet tijdig vervangen van het rooster schade heeft geleden of werkelijk risico heeft gelopen op besmetting, ziet de beroepscommissie geen aanleiding klager een tegemoetkoming toe te kennen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 28 mei 2013.
secretaris voorzitter