Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0963/GB, 22 mei 2013, beroep
Uitspraakdatum:22-05-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/963/GB

Betreft: [klager] datum: 22 mei 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van,

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 19 maart 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klaagsters verzoek tot overplaatsing naar de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Nieuwersluis afgewezen.

2. De feiten
Klaagster is sedert 30 juni 2012 gedetineerd. Zij verblijft in de gevangenis van de locatie Nieuwersluis, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Klaagster heeft het beroep als volgt toegelicht. Klaagster wil graag naar een b.b.i. zodat zij geld kan verdienen voor haar opleiding, die in september 2013 van start gaat. Klaagster wil zich zo goed mogelijk voorbereiden op haar terugkeer in
de
maatschappij. Klaagster begrijpt niet dat de selectiefunctionaris het over een openstaande zaak bij de rechtbank Rotterdam heeft. Op 11 maart 2013 is deze openstaande zaak geseponeerd. Dit betekent dat klaagsters v.i.-datum niet verschuift. Klaagster
heeft nog een strafrestant van tien maanden, waardoor zij in aanmerking komt voor een b.b.i. De rechter heeft klaagster bijzondere voorwaarden opgelegd, gericht op haar alcoholprobleem. Klaagster moet behandelingen hiervoor volgen op het moment dat zij
in vrijheid wordt gesteld. Klaagster is op dit moment nog niet verplicht behandelingen in de locatie Nieuwersluis te volgen. Van 22 april tot en met 24 april 2013 heeft klaagster verlof genoten, zij heeft zich keurig aan de afspraken gehouden. Tevens
heeft klaagster aan het re-integratie project Kies Voor Verandering meegedaan, is zij op vrijwillige basis in therapie bij de WAAG en heeft zij zich aangemeld bij Exodus zodat zij in de toekomst extra ondersteuning kan ontvangen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klaagster heeft een openstaande zaak bij de rechtbank Rotterdam. Voor plaatsing in een b.b.i. is een strafrestant van maximaal 18 maanden toegestaan, maar met
een openstaande zaak is nog niet duidelijk wat de einddatum van klaagsters detentie zal zijn. Tevens geeft het Openbaar Ministerie (OM) een negatief advies met betrekking tot overplaatsing naar een b.b.i. Klaagster is een gevangenisstraf met bijzondere
voorwaarden opgelegd. Deze bijzondere voorwaarden zijn gericht op klaagsters alcoholprobleem. De behandeling is nog niet in gang gezet, terwijl dit het recidiverisico omlaag moet brengen. De selectiefunctionaris acht plaatsing in een b.b.i. dan ook nog
niet verantwoord.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris moet bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat klaagsters
openstaande zaak is geseponeerd en er dus geen onzekerheid meer is over de einddatum van de detentie en klaagster daarmee voldoet aan de formele vereisten voor plaatsing in een b.b.i. Uit de stukken blijkt verder dat haar recidiverisico laag/gemiddeld
wordt geschat, evenals het risico op onttrekken aan de voorwaarden. Het gedrag van klaagster in de inrichting is goed en zij is bereid om deel te nemen aan behandeling (en heeft eerder in detentie al op eigen initiatief hulp gezocht). Die behandeling,
waarvan bij de strafoplegging is bepaald dat die na detentie in het kader van het voorwaardelijk deel van de straf dient plaats te vinden, kan reeds tijdens het verblijf van klaagster in de b.b.i. in gang worden gezet of worden voorbereid. Dat het
nodig
zou zijn dat klaagster eerst een deel van de behandeling ondergaat alvorens zij voor fasering in aanmerking zou moeten kunnen komen, kan niet uit de advisering in het kader van de TR worden afgeleid en is, zo blijkt althans uit het in het
selectieadvies
geciteerde advies van het OM, ook niet aan het negatieve advies van het OM ten grondslag gelegd. Het OM vindt het nog te vroeg voor fasering, met name vanwege het feit dat dit tot onbegrip zou kunnen leiden bij het slachtoffer. De beroepscommissie
vindt
die mogelijkheid/omstandigheid in het licht van de hiervoor omschreven positieve omstandigheden van onvoldoende gewicht om daarop de afwijzende beslissing van de selectiefunctionaris te kunnen gronden. Tevens heeft klaagster inmiddels van 22 april tot
en met 24 april 2013 verlof genoten dat goed is verlopen. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn
van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij
kent klaagster geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van C.M.E. Taverne, secretaris, op 22 mei 2013

secretaris voorzitter

Naar boven