Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1417/SGA, 3 mei 2013, schorsing
Uitspraakdatum:03-05-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 13/1417/SGA

Betreft : [klager] datum: 3 mei 2013

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. M.A.C. de Vilder, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Hoogeveen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 18 februari 2013, inhoudende de oplegging van een aantal
toezichtmaatregelen in het kader van verzoekers plaatsing op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-lijst).

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het in kopie bijgevoegde klaagschrift van 7 april 2013 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 2 mei 2013.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat thans het geval. In zijn beslissing van 22 februari 2013, waarin de onderhavige toezichtmaatregelen aan de orde zijn geweest, heeft de voorzitter bij zijn
beslissing mede in aanmerking genomen dat de directeur de voortduring van onderhavige toezichtmaatregelen maandelijks zou toetsen. Een eerste toetsingsmoment zou daarom hebben moeten liggen op of omstreeks 18 maart 2013 en vervolgens op of omstreeks 18
april 2013. Uit de inlichtingen van de directeur komt – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – naar voren dat het eerste toetsingsmoment is gelegen op 3 mei 2013. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat niet is voldaan aan de – door de
directeur
zelf gestelde eis van een maandelijkse toetsing van de noodzaak tot voortduring daarvan. Gelet daarop moet – nog steeds naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – worden geoordeeld dat de voortduring van de tenuitvoerlegging van onderhavige
beslissing zodanig onredelijk en onbillijk dat die tenuitvoerlegging thans moet worden geschorst. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de verdere tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van 18 februari 2013 met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 3 mei 2013.

secretaris voorzitter

Naar boven