Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0818/GB, 6 mei 2013, beroep
Uitspraakdatum:06-05-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/818/GB

Betreft: [klager] datum: 6 mei 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van,

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 6 maart 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 5 juni 2012 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie Zuid te Arnhem.

3. De standpunten
3.1. Klager is het niet eens met de afwijzing.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is veroordeeld voor een ontnemingvordering. Op basis van de oude regelgeving zou klager in een b.b.i. kunnen zitten, ware het niet dat er nog een andere forse ontnemingvordering openstaat. Klager heeft voor deze zaak nog geen betalingsregeling
kunnen treffen. Er bestaat dus onduidelijkheid over de zaak en vooral hoeveel vervangende hechtenis dit op gaat leveren. Kortom de einddatum van klagers detentie is op dit moment niet bekend. Daarnaast is voor detentiefasering een goedgekeurd
verlofadres vereist. Volgens de politie heeft klager het adres opgegeven van een seksinrichting. Voor de politie en de selectiefunctionaris is dit een onacceptabel verlofadres. Voor de selectiefunctionaris dient eerst helderheid te komen over de
openstaande zaak en daarnaast dient klager voor een aanvaardbaar verlofadres te zorgen.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan niet in stand blijven. De beroepscommissie stelt in dit verband vast dat uit de stukken niet blijkt dat het delict waarvoor klager is veroordeeld verband
houdt met illegale activiteiten op het gebied van seksinrichtingen. Dit leidt ertoe dat het enkele gegeven dat op het opgegeven verlofadres, waar de partner van klager verblijft, een seksinrichting is gevestigd, zonder nadere motivering, die ontbreekt,
niet tot afwijzing van klagers verzoek kan leiden. Voor wat betreft de andere afwijzingsgrond, kort gezegd het gegeven dat er nog een andere ontnemingvordering open zou staan, is de beroepscommissie van oordeel dat uit de stukken niet blijkt dat er op
grond van die gestelde vordering al een titel voor vrijheidsbeneming is. Of er lijfsdwang zal worden toegepast blijkt niet uit de aan de beroepscommissie bekende stukken. Dat door de selectiefunctionaris aan zijn beslissing ten grondslag gelegde
argument kan die afwijzing daarom niet rechtvaardigen.

De conclusie moet dan ook luiden dat de beslissing waarvan bezwaar en beroep niet goed is gemotiveerd. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal de selectiefunctionaris opdragen om, binnen 14 dagen na dagtekening van
deze
beslissing en met inachtneming van de inhoud van deze uitspraak, een nieuwe beslissing te nemen. De beroepscommissie kent geen tegemoetkoming aan klager toe.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en draagt de selectiefunctionaris op om, binnen 14 dagen na dagtekening van deze beslissing en met inachtneming van de inhoud van deze uitspraak, een nieuwe beslissing te nemen. De beroepscommissie kent
geen tegemoetkoming aan klager toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van C.M.E. Taverne, secretaris, op 6 mei 2013

secretaris voorzitter

Naar boven