Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0773/GB, 6 mei 2013, beroep
Uitspraakdatum:06-05-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/773/GB

Betreft: [klager] datum: 6 mei 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door [...], namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 februari 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 20 augustus 2010 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De reclassering heeft in 2011, vanwege een hoog/gemiddeld recidiverisico, geadviseerd klager deel te laten nemen aan een Cova-training. Klager heeft in 2012 een positief advies gekregen van de
reclassering met betrekking tot een penitentiair programma (p.p.). Klagers recidiverisico wordt in het tweede advies op laag/gemiddeld geschat. Het advies van het Openbaar Ministerie (OM) is negatief. De politie had in eerste instantie ook negatief
geadviseerd, maar na telefonisch contact door de reclasseringsmedewerkster, tevens klagers gemachtigde,[...] heeft de politie haar mening herzien. Ondanks de positieve adviezen van het Multi Disciplinair Overleg (MDO) en Terugdringen Recidive (TR),
volgt de Vrijhedencommissie (VC) het OM en geeft een negatief advies. Het OM zou invloed kunnen hebben op de voorwaarden voor een p.p. met verlofadres in Beverwijk, maar heeft dat niet meer bij een v.i. Bij klagers v.i. zijn als bijzondere voorwaarden
een toezicht en het volgen van een Arva-training opgelegd. Volgens klagers gemachtigde laat het OM hier dan ook een kans lopen. Klager zal terugkeren naar Beverwijk, of het OM het nu wil of niet. Hij gaat daar samenwonen met zijn vriendin. Klager heeft
deelgenomen aan een Cova-training en deze met goed resultaat afgerond. Op grond van de RISc en klagers verdere gedrag komt klagers gemachtigde tot de conclusie dat het recidiverisico is afgenomen. Klagers gemachtigde begrijpt niet dat het advies van
het
OM, ondanks het reclasseringsadvies, leidend is. Klagers gemachtigde vraagt zich dan ook af wat de meerwaarde is van een gedragsinterventie. Tenslotte dient opgemerkt te worden dat twee van klagers mededaders wel in de gelegenheid zijn gesteld om te
faseren. Beide hebben deelgenomen aan een p.p. in Beverwijk.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klager ontkent enkele feiten van het huidige delict, waarvoor hij wel veroordeeld is. Het OM heeft een gemotiveerd negatief advies gegeven. De kans op
ongewenste slachtofferconfrontatie, risico op onttrekken aan de voorwaarden en gevaar voor verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten wordt aanwezig geacht. De politie had in eerste instantie een negatief advies gegeven. Nadat
de
reclasseringsmedewerkster contact met de politie had opgenomen, hebben zij het negatieve advies herzien. De politie adviseert positief met de voorwaarden: elektronisch toezicht, geen contact met slachtoffers, geen contact met familie uit de omgeving
van
Velsen Noord en geen verstoring van de openbare orde. Ondanks het contact van de reclasseringsmedewerker blijft het OM bij haar negatieve advies. Zij geeft aan dat voorwaarden de risico’s niet voldoende inperken. De reclassering geeft aan dat klager
een
Cova-training heeft gevolgd en daardoor het recidiverisico van hoog/gemiddeld naar laag/gemiddeld is gedaald. Dit is een veronderstelling (niet via de risicoanalyse vastgesteld) waar de selectiefunctionaris zich, gelet op de recidivestaat, niet in kan
vinden. Klager komt al sinds zijn jeugd in aanraking met justitie. Van de mededaders zijn er twee gedetineerd geweest. Beide hebben een kortere straf opgelegd gekregen dan klager. De eerste mededader heeft deelgenomen aan een p.p. waarbij het OM wel
een
negatief advies heeft gegeven, maar dit niet heeft onderbouwd zoals bij klager. Daarnaast woont deze mededader niet in Beverwijk. De tweede mededader mocht naar een zeer beperkt beveiligde inrichting, maar heeft zich op weg daar naar toe onttrokken aan
detentie.

4. De beoordeling
4.1. Voorafgaand aan de beoordeling merkt de beroepscommissie het volgende op. De advisering in deze zaak heeft van de zijde van de reclassering plaats gevonden door [...]. Het uitgebreide beroepschrift is namens klager door dezelfde [...]
opgesteld.
Naar het oordeel van de beroepscommissie houdt deze gang van zaken een ongewenste vermenging van de rol van onafhankelijk en onpartijdig adviseur met die van partijdig belangenbehartiger in, waardoor aan de inhoudelijke waarde van de advisering bij de
beoordeling van dit beroepschrift afbreuk wordt gedaan.

4.2. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.3. De beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie heeft hierbij in aanmerking genomen dat de directeur van de locatie
Zuyder Bos het advies van het OM heeft overgenomen en zodoende ook negatief adviseert ten aanzien van klagers deelname aan een p.p. Het gegeven dat zich in Beverwijk klagers (criminele) vriendenkring bevindt en er verder sprake is van een reëel risico
op een confrontatie met slachtoffers van de grotendeels door klager ontkende delicten, vormt een contra-indicatie voor toewijzing van klagers verzoek. Hierbij betrekt de beroepscommissie ook het gegeven dat klager een niet gering strafblad heeft en
kennelijk in de proeftijd nieuwe delicten heeft gepleegd. Dit speelt bij de inschatting van het recidiverisico en het risico voor het onregelmatig verlopen van het penitentiair programma een rol van betekenis. Het beroep zal derhalve ongegrond
verklaard
worden.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van C.M.E. Taverne, secretaris, op 6 mei 2013

secretaris voorzitter

Naar boven