nummer: 13/800/GV
betreft: [klager] datum: 1 mei 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 5 maart 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
In het advies vrijheden van 22 februari 2013 van de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zwolle en op de registratiekaart staan een aantal onjuistheden. Zo staat in het advies dat klager zou zijn veroordeeld wegens handelen in strijd met
de artikelen 287 en 289 Wetboek van Strafrecht, maar dit klopt niet. Hij is veroordeeld voor poging tot doodslag en openlijke geweldpleging. Hij verwijst daartoe naar een afschrift van het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 2 oktober 2012.
Anders dan de Staatssecretaris stelt is hij voorafgaand aan zijn huidige veroordeling 20 jaar niet voor een geweldsdelict veroordeeld. Kennelijk maakt de Staatssecretaris gebruik van onjuiste bronnen dan wel worden deze bronnen verkeerd
geïnterpreteerd.
Verder staat in het selectieadvies dat klager “akkoord” is met het advies, maar dit klopt volgens klager niet. Verder bestrijdt klager dat sprake zou zijn van een hoog gemiddeld recidiverisico en een hoog risico op het onttrekken aan voorwaarden. Het
rapport van de reclassering ontbreekt bij de stukken. Subsidiair voert klager aan dat een hoog of hoog gemiddeld recidiverisico geen reden kan vormen voor afwijzing van de verlofaanvraag. Andere gedetineerden waarbij een dergelijk risico was ingeschat
hebben ook verlof gekregen. Ook is er volgens klager geen goede reden om te wachten op de onderzoeksresultaten van “JusTact”. Dit onderzoek vindt plaats in het kader van het traject Terugdringen Recidive (TR), waar klager vrijwillig aan deelneemt. Het
al dan niet meewerken aan TR staat los van het toekennen van algemeen verlof. Een gedetineerde die deelname aan TR weigert kan zodoende wel in aanmerking komen voor algemeen verlof, terwijl klager dient te wachten op een vervolgstap in het kader van
dat
programma. Dat is niet redelijk, te meer nu het programma, buiten klagers schuld, vertraging heeft opgelopen. De aspecten die pleiten voor toekenning van verlof, zijn niet of onvoldoende in de besluitvorming betrokken. Zo heeft TR niet de indruk dat
klager een verlof niet aan zou kunnen, heeft klager onlangs incidenteel verlof genoten dat goed is verlopen, heeft klager zich binnen de inrichting aan de regels gehouden, heeft het Openbaar Ministerie positief geadviseerd, heeft de politie geen
bezwaar
tegen verlof, is het verlofadres goedgekeurd en heeft het Multi Disciplinair Overleg (MDO) positief geadviseerd onder voorwaarde van een locatieverbod voor Zwolle. Klager kan, afgezien van de praktische kant hiervan (hij is gedetineerd in de p.i.
Zwolle) instemmen met deze voorwaarde. De Staatssecretaris heeft aangegeven dat wordt verwacht dat binnen twee weken het onderzoek van JusTact zal worden afgerond. Klager had een afspraak met de psycholoog, maar deze is niet komen opdagen. Dit is
tekenend voor het hele proces van het TR-traject. De termijn voor afronding van een re-integratieplan is ruimschoots overschreden. Klager is gemotiveerd om te veranderen en werkt overal aan mee. De vertraging kan hem niet worden toegerekend. Klager
geeft aan dat hij zijn beroep zo nodig graag mondeling wil toelichten.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
De reclassering heef het recidiverisico ingeschat als hoog gemiddeld en het risico op het onttrekken aan voorwaarden als hoog. Gezien het delictgedrag acht de reclassering een risico op letselschade voor willekeurige personen aanwezig. Klager heeft een
beperkt probleembesef en weinig motivatie om zijn gedrag te veranderen. Dat klager de laatste 20 jaar niet is veroordeeld voor geweldsdelicten wordt weersproken door de reclassering en het overzicht Justitiële Documentatie. Klager neemt deel aan TR. Er
wordt een detentieplan ontwikkeld. Gezien de aandachtspunten is nader onderzoek geïndiceerd. Inmiddels zijn er contacten gelegd met deskundigen van JusTact en binnen twee weken wordt een afronding van het onderzoek verwacht. Het al dan niet meewerken
aan TR vormt geen reden om niet in aanmerking te komen voor een vorm van verlof. Dat klagers eerste verzoek om algemeen verlof is afgewezen, betekent dan ook niet dat hij tot het einde van zijn detentie niet in aanmerking komt voor vrijheden. De
Staatssecretaris draagt echter wel kennis van de geïndiceerde risico’s en tot op heden is er nog geen detentieplan. Klager functioneert in de inrichting zonder problemen. Het MDO adviseert de directeur en heeft positief geadviseerd ten aanzien van de
verlofaanvraag. De directeur/verlofcommissie heeft de geïndiceerde risico’s zwaar laten meewegen en komt tot een negatief advies omdat een verdiepingsonderzoek is geïndiceerd. De Staatssecretaris heeft dit advies gevolgd in de wetenschap dat wellicht
spoedig een passend detentieplan wordt ontwikkeld. De directeur van de p.i. Zwolle heeft gemeld dat op korte termijn een eindrapportage van JusTact wordt verwacht en het detentieplan een vervolg krijgt waarbij wordt ingezet op het opheffen of
minimaliseren van de geïndiceerde risico’s.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Het Multi Disciplinair Overleg (MDO) van de p.i. Zwolle staat positief tegenover het verlof, mits klager een locatieverbod krijgt voor Zwolle (plaats delict).
De directeur van de p.i. Zwolle heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag omdat het recidiverisico wordt ingeschat als hoog gemiddeld en het risico op het onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog. Klager ervaart problemen
en is niet gemotiveerd om tot verandering te komen. Daarentegen verleent hij medewerking aan TR. Aangezien er nooit onderzoek is verricht naar persoonlijkheidsaspecten en agressieregulatie, al dan niet in combinatie met alcohol, is diagnostiek
noodzakelijk teneinde een passend plan van aanpak op te stellen dat intervenieert op recidivekans. De directeur is van mening dat de onderzoeksresultaten van JusTact moet worden afgewacht om te bezien wat de mogelijkheden zijn voor klager en adviseert
daarom negatief.
De Officier van Justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het verlof.
De politie heeft aangegeven dat er geen bezwaren zijn om klager verlof te verlenen. Het verlofadres is geverifieerd en in orde bevonden.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek, wegens poging tot doodslag en openlijke geweldpleging. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 3 januari 2014.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.
Klager heeft aangegeven bereid te zijn om het beroep mondeling toe te lichten. Nu onvoldoende is gemotiveerd waarom klager zijn beroep mondeling wil toelichten en de beroepscommissie zich voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen, wijst de
beroepscommissie het verzoek af.
De beroepscommissie overweegt dat bij de beslissing op een verzoek om verlof een afweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de gedetineerde bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds
het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf.
Uit de stukken volgt dat klager op 2 oktober 2012 in eerste aanleg is veroordeeld. Hij heeft op 22 oktober 2012 een instemmingsverklaring voor deelname aan een TR-traject ondertekend. De reclassering heeft in een rapport ten behoeve van het
re-integratieplan TR van 31 januari 2013 aangegeven dat nog geen advies over deelname aan TR mogelijk is. Naar aanleiding van de uitkomsten van het diagnostisch onderzoek bij de forensische polikliniek JusTact zal de reclassering aanvullend rapporteren
over welke interventies geïndiceerd zijn ten behoeve van TR. Op 22 februari 2013 heeft klagers TR-begeleider in het belang van de uitvoering van het re-integratieplan positief geadviseerd ten aanzien van algemeen verlof.
De directeur heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag in afwachting van de onderzoeksresultaten van JusTact.
Niet gebleken is dat de onderzoeksresultaten van JusTact inmiddels bekend zijn. De beroepscommissie is van oordeel dat deze omstandigheid niet aan klager is te wijten. Nu de Officier van Justitie en de politie hebben aangegeven geen bezwaar te hebben
tegen verlofverlening, klager over een aanvaardbaar verlofadres beschikt en hij gemaakte afspraken in de inrichting goed nakomt, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende
belangen, als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing zal worden vernietigd. De Staatssecretaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming
van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 1 mei 2013
secretaris voorzitter