Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1063/GV, 12 juli 2002, beroep
Uitspraakdatum:12-07-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1063/GV

betreft: [klager] datum: 12 juli 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 28 mei 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 mei 2002 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. M.J. Smit om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
De raadsman heeft d.d. 6 juni 2002 telefonisch verzocht om aan hem uitstel te verlenen voor het formuleren van een nadere reactie tot circa 14 juni 2002. Tot op heden was deze reactie echter nog niet ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door klager is beroep aangetekend tegen de beslissing om klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting af te wijzen. Klager heeft aangegeven dat de politie negatief heeft geadviseerd. Zijn raadsman zou de verdereargumenten voor het instellen van het beroep formuleren.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft sinds 1995 contacten met justitie en daarbij is sprake van recidive. Op 20 maart 1998 is klager niet teruggekomen van een dag schorsing van depreventieve hechtenis. Na drieëneenhalf jaar kon klager pas worden aangehouden. Gedurende de ontvluchtingsperiode heeft klager gerecidiveerd en is hij in die periode meermalen veroordeeld. Gelet op het negatieve advies van depolitie waarbij wordt gewezen op het gevaar van hernieuwde onttrekking aan detentie en op het gevaar voor recidive, is er geen vertrouwen in een goed verloop van een verlof en wordt dit maatschappelijk onaanvaardbaar geacht.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht. De plaatsvervangend directeur van de penitentiaire inrichtingen Rijnmond, locatie De IJssel te Krimpen aan den IJssel heeft positief geadviseerd ten aanzien van deverlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Breda heeft aangegeven geen bezwaren te hebben tegen de inwilliging van klagers verzoek.
De politie Zuid-Holland-Zuid, district Dordrecht/Zwijdrechtse Waard heeft negatief geadviseerd met betrekking tot klagers verzoek.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 3 jaar met aftrek, wegens deelname aan een misdadige organisatie, oplichting, opzetheling en overtreding van art. 3, aanhef en onder C van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijkev.i.-datum valt op of omstreeks 20 mei 2003.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Klager is tijdens een schorsing van zijn voorlopige hechtenis niet teruggekeerd en heeft zich gedurende drieëneenhalf jaar aan detentie onttrokken. Voorts was er tijdens deze ontvluchtingsperiode sprake van recidive.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks de positieve adviezen van de plaatsvervangend directeur en de officier van justitie, eenafwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld inartikel 4 onder a. en b. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 12 juli 2002

secretaris voorzitter

Naar boven