nummer: 13/611/GA
betreft: [klager] datum: 22 mei 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 20 februari 2013 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. M.R. Roethof om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het feit dat klager niet meer dan dertig foto’s van zijn kind op cel mag hebben;
b. een voorwaardelijke disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, wegens het bedreigen/beledigen van medewerkers.
De beklagcommissie heeft het beklag als vermeld onder a en b ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De raadsman zal de stukken overhandigen die inhouden dat de rechter heeft bepaald dat klager twee keer per jaar foto’s dient te ontvangen. Verzocht wordt
deze zaak op een zitting te behandelen, waarbij klager met zijn raadsman aanwezig kan zijn.
De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Volgens de directeur dient klager niet-ontvankelijk in zijn beroep te worden verklaard nu van een met redenen omkleed beroepschrift als bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de
Pbw.
De directeur kan zich, voor zover het beroep wel ontvankelijk is, vinden in de uitspraak van de beklagcommissie. Er is geen reden om aan te nemen dat de rechter gesteld zou hebben dat klager alle foto’s op zijn cel zou mogen houden.
3. De beoordeling
Klager heeft aangegeven een toelichting op zitting te willen geven. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu enige onderbouwing daarvoor ontbreekt. De beroepscommissie acht zich op grond van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te
beslissen.
Klager is ontvankelijk in zijn beroep. Voor zover het het beklag onder a betreft heeft klager op een zogenaamde SGA-I-formulier redenen opgegeven voor zijn beroep en daarmee is voldaan aan hetgeen is voor geschreven in artikel 69, eerste lid, van de
Pbw. De beroepscommissie zal de beslissing van de beklagcommissie voor zover het dit beklag betreft vernietigen, omdat klager niet tegen een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw beklag heeft ingesteld, maar tegen een regel uit
het huishoudelijke reglement.
Voor zover het het beklag onder b betreft heeft klager geen bijzondere redenen voor zijn beroep opgegeven. Artikel 69, eerste lid, van de Pbw verbindt geen rechtsgevolg aan het niet opgeven van redenen voor het beroep. Vaste rechtspraak van de
beroepscommissie is dat wanneer een gedetineerde beroep instelt aan de niet naleving van het voorschrift ook door de beroepscommissie geen rechtsgevolg wordt verbonden. Naar het oordeel van de beroepscommissie is er geen reden om voor wat betreft het
beklag onder b tot een andere beslissing te komen dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt voor zover het het beklag onder a betreft de beslissing van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in het beklag. De beroepscommissie verklaart voor zover het het beklag onder b betreft het beroep
ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. A. van Holten, leden, in tegenwoordigheid van K. Dere, secretaris, op 22 mei 2013
secretaris voorzitter