Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0585/TA, 24 mei 2013, beroep
Uitspraakdatum:24-05-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/585/TA

betreft: [klager] datum: 24 mei 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 11 februari 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC 2Landen te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de weigering om op de door klager gewenste dag de inrichtingsarts te kunnen raadplegen over problemen met de medicatie.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Vanwege een verkeerde medicatie en de weigering van een behandeling kon klager slecht lopen en zichzelf niet meer verzorgen. Later heeft de cardioloog die medicatie gestopt.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De medische dienst heeft klagers verzoek om bezoek aan de arts in verband met zijn medicatie voorgelegd aan de arts. Laatstgenoemde vond een bezoek die dag niet noodzakelijk omdat klager de week daarop een afspraak had staan en de afspraken over
medicatie duidelijk waren.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Hierbij is in aanmerking genomen dat niet het hoofd van de inrichting, maar de inrichtingsarts heeft
geoordeeld en beslist dat een bezoek van klager aan die arts op het moment van klagers aanvraag niet noodzakelijk was. Op grond van de Bvt staat alleen beklag open tegen een in artikel 56 Bvt genoemde beslissing van het hoofd van de inrichting. Geen
beklag staat open tegen het handelen van de inrichtingsarts.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met verbetering van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 24 mei 2013

secretaris voorzitter

Naar boven