Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0627/GB, 17 juli 2002
Uitspraakdatum:17-07-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 02/627/GB

Betreft: [klager] datum: 17 juli 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 19 maart 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren [1970], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 7 maart 2002 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis Zutphen te Zutphen afgewezen.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 25 maart 2001 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) De Karelskamp te Almelo. Op 20 december 2001 is hij geplaatst in de gevangenis Nieuw Vosseveld I te Vught, waar een regime vanalgehele gemeenschap geldt.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van 5 jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 17 oktober 2001. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 23 juli 2004. Aansluitenddient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 18 dagen te ondergaan.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot plaatsing in de gevangenis Nieuw Vosseveld I als volgt toegelicht.
Klager wil overgeplaatst worden naar de gevangenis Zutphen te Zutphen, omdat de gevangenis Nieuw Vosseveld I te Vught te ver reizen is voor zijn vriendin en hun dochter. Zij zijn het enige wat klager nog heeft; hij wil hen graag metenige regelmaat blijven zien. De bewering van de selectiefunctionaris dat klager allang geen contact meer zou hebben met zijn vriendin is niet juist.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager verbleef op het moment van indienen van het verzoek tot overplaatsing nog maar enkele maanden in de gevangenis Nieuw Vosseveld I te Vught, zodat er om die reden geen indicatie was om klager over te plaatsen. Bovendien bleekuit de betreffende rapportage dat klager geen contact meer had met zijn vriendin. De grond voor klagers verzoek is daarmee komen te ontvallen.
In het kader van zijn selectie voor de gevangenis Nieuw Vosseveld I heeft klager destijds zijn voorkeur uitgesproken voor plaatsing in de gevangenis Esserheem te Veenhuizen. Deze laatste gevangenis ligt in het geheel niet in debuurt van Deventer, terwijl dat wel de opzet blijkt van het onderhavige verzoek.
De selectiebeslissing kan derhalve niet worden aangemerkt als onredelijk of onbillijk, zodat het beroep van klager dat gericht is tegen deze beslissing ongegrond dient te worden verklaard.

4. De beoordeling
4.1. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk wordenaangemerkt. Hetgeen klager heeft aangevoerd omtrent de bezoekmogelijkheden van zijn vriendin en hun dochter is naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te komen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.R. Kruithof, secretaris, op 17 juli 2002

secretaris voorzitter

Naar boven