Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0629/TA, 14 mei 2013, beroep
Uitspraakdatum:14-05-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/629/TA

betreft: [klager] datum: 14 mei 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 februari 2013 van de beklagcommissie bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 maart 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel is klagers raadsvrouw, mr. S. Marjanovic, gehoord. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij geen
gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord. Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag – voor zover in beroep aan de orde - betreft de observatie van klager door middel van een camera.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is op 11 oktober 2012 in de separeercel geplaatst. Onduidelijk was echter of men cameraobservatie heeft toegepast. In de titel van de op 12
oktober 2012 aan klager uitgereikte schriftelijke mededeling wordt verwezen naar cameratoezicht. Weliswaar is in de tekst van de mededeling aangekruist dat er geen cameratoezicht zou zijn toegepast, maar verderop in de tekst wordt gemeld dat klager is
gehoord op grond van artikel 53 lid 1 sub b en f van de Bvt, hetgeen een rechtstreekse verwijzing is naar cameraobservatie. In de separeercel was een camera aanwezig, maar voor klager was het niet zichtbaar in hoeverre deze aanstond. Klager gaat er
derhalve vanuit dat er cameratoezicht is toegepast. Het standpunt van de inrichting dat er geen cameraobservatie is toegepast, is enkel gebaseerd op het feit dat in de schriftelijke mededeling ‘nee’ is aangekruist bij het onderdeel cameraobservatie. In
diezelfde mededeling wordt elders blijk gegeven van het tegenovergestelde. Onder deze omstandigheden kan niet worden volgehouden dat de inrichting voldoende heeft aangetoond dat er geen sprake was van cameraobservatie. Het kan bezwaarlijk van klager
worden verwacht dat hij aannemelijk maakt dat er daadwerkelijk cameraobservatie heeft plaatsgevonden. Ook ligt het niet op zijn weg om na te vragen in hoeverre cameraobservatie heeft plaatsgevonden. Onderhavige kwestie is geen bejegeningskwestie, doch
een kwestie die zijn rechtspositie raakt en schaadt. De schriftelijke mededeling voldoet aan de formele vereisten indien cameraobservatie wordt toegepast. Niet is gebleken dat vooraf advies is ingewonnen van de voor behandeling verantwoordelijke
psychiater of arts. Er zijn geen gronden aangevoerd die cameraobservatie kunnen rechtvaardigen.
Naar aanleiding van de onduidelijkheden in de schriftelijke mededeling, heeft de inrichting toegezegd deze aan te passen.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er is geen sprake geweest van een beslissing tot het toepassen van cameraobservatie. Derhalve is er geen sprake van een
beklagwaardige beslissing als vermeld in artikel 56 en 57 Bvt.
Klager is op 11 oktober 2012 om 16.15 uur gesepareerd na een ernstig conflict met sociotherapie. Gelet op de vereiste spoed was er geen tijd om klager vooraf te horen. Vervolgens is klager alsnog zo spoedig mogelijk om 16.35 uur gehoord door de
dienstdoende psychiater. De psychiater vond het niet noodzakelijk cameraobservatie toe te passen. Derhalve is klager alleen gehoord in het kader van de beslissing tot separatie. Voor klager was er geen enkele aanleiding te vermoeden dat er wellicht
cameraobservatie is toegepast. Pas de volgende ochtend, bij het uitreiken van de schriftelijke mededeling is klager gaan twijfelen. Nergens in de stukken wordt bevestigd dat cameraobservatie is toegepast. Het tegenovergestelde is het geval, doordat op
de schriftelijke mededeling duidelijk ‘nee’ is aangekruist bij toepassing cameraobservatie. Het format van de schriftelijke mededeling geeft wellicht ruimte voor twijfel. Dit is ook erkend.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De beroepscommissie heeft geen reden te twijfelen aan de mededeling van het hoofd van de inrichting, dat
geen cameraobservatie is toegepast. Derhalve heeft de beklagcommissie klager terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, wat er ook zij van de onduidelijkheid in de aan klager uitgereikte schriftelijke mededeling. Klagers rechtspositie is
hierdoor niet geschaad. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. C.F. Korvinus en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 14 mei 2013

secretaris voorzitter

Naar boven