Nummer : 13/1306/SGA
Betreft : [klager] datum: 24 april 2013
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. A.P. Visser, namens
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Hoogvliet.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissingen van de directeur van voormelde locatie beiden van 19 april 2013, inhoudende:
a. de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van tien dagen, ingaande op 18 april 2013 om 16.00 uur en eindigende op 28 april 2013 om 16.00 uur, wegens het bij gelegenheid van een visitatie bij een
speciale celinspectie aantreffen van een watchphone (inclusief SIM-kaart);
b. de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van zes dagen, ingaande op 28 april 2013 om 16.00 uur en eindigende op 4 mei 2013 om 16.00 uur, wegens het bij gelegenheid van een speciale celinspectie aan de
achterzijde van de hoekkast aantreffen van een steekwapen. Deze straf is aansluitend aan de onder a genoemde disciplinaire straf opgelegd.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 22 april 2013 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 23 april 2013.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissingen waartegen beklag is ingediend, in strijd zijn met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissingen.
Uit de inlichtingen van de directeur komt het volgende naar voren. Tijdens een bijzondere celinspectie (een zgn. spitactie) van verzoekers verblijfsruimte, een eenpersoonscel, op 18 april 2013 is op verzoeker een telefoonhorloge inclusief SIM-kaart
aangetroffen. In verzoekers cel is bij gelegenheid van diezelfde spitactie tevens achter de koelkast een aardappelschilmesje aangetroffen. Namens verzoeker is naar voren gebracht dat hij geen wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van dat mesje.
De directeur heeft besloten voor elk voorwerp afzonderlijk een disciplinaire straf op te leggen.
Naar het oordeel van de voorzitter zijn er redenen om de tenuitvoerlegging van de straf ten aanzien van de vondst van het mesje te schorsen, omdat de voorzitter er rekening mee houdt dat de beklagcommissie de opgelegde straf onredelijk vindt, hetzij
omdat (eventueel na aanvullende informatie) er onvoldoende aanwijzingen zijn dat verzoeker wist van de aanwezigheid van het mesje op zijn cel, hetzij omdat verzoeker (gelet op de straf die verzoeker moet ondergaan in verband met het aantreffen van een
telefoonhorloge) gedurende een te lange periode in een strafcel dient te verblijven (namelijk totaal zestien dagen). Gelet daarop zal het verzoek ten aanzien van onderdeel a worden afgewezen en toegewezen ten aanzien van onderdeel b.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af ten aanzien van onderdeel a en wijst het verzoek toe ten aanzien van onderdeel b. Zij schorst de tenuitvoerlegging van de in verband met het aantreffen van een steekwapen opgelegde disciplinaire straf, in zijn geheel,
met ingang van 28 april 2013 om 16.00 uur, tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende klaagschrift zal hebben beslist.
Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 24 april 2013.
secretaris voorzitter