Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0490/JA, 3 mei 2013, beroep
Uitspraakdatum:03-05-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/490/JA

betreft: [klager] datum: 3 mei 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.C. van Paridon, namens

[...], geboren op [1995], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 februari 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Lelystad, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 april 2013, gehouden in de locatie Eikenstein te Zeist, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. S.C. van Paridon.
De directeur van de j.j.i. Lelystad heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft
a) de op 21 november 2012 opgelegde maatregel voor de duur van vier dagen, en
b) het belemmeren van een adequate rechtsbescherming.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De opgelegde maatregel is onrechtmatig. De inrichting heeft klager het recht op adequate rechtsbijstand onthouden. Klager heeft geen schriftelijke mededeling uitgereikt gekregen en heeft ook niet voldaan aan het verzoek van klagers raadsman van 21
november 2012 om toezending van de bestreden beslissing. Eerst ter zitting van de beklagcommissie is een ongetekend printje van de bestreden beslissing overgelegd, waardoor aan de legitimiteit daarvan kan worden getwijfeld. Er is geen origineel
document
overgelegd. Het printje is kennelijk alleen opgesteld in verband met de zitting van de beklagcommissie. Klagers naam is daarin verkeerd gespeld, hetgeen bevestigt dat de beschikking met haast in elkaar is gedraaid. Na de zitting van de beklagcommissie
is alsnog een getekende versie toegezonden, alsmede de inhoud van het ‘pedagogisch programma’. Dit is echter niet het programma dat door klager is doorlopen. Klager heeft gedurende vier dagen zonder televisie op zijn kamer gezeten. Volgens klager was
daarom sprake van een feitelijke opsluiting op zijn kamer van vier dagen. Hij mocht wel een paar keer een half uurtje tot een uurtje van zijn kamer af, maar de groep bevond zich dan telkens elders. De opgelegde maatregel is verder niet proportioneel.
De inrichting heeft, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, noch bij de beklagcommissie noch bij de beroepscommissie steekhoudend verweer gevoerd.

De directeur heeft in beroep verwezen naar zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt.

3. De beoordeling
a. Op grond van artikel 23, derde lid, kan de directeur een jeugdige gedurende ten hoogste een week uitsluiten van verblijf in de groep of beperken in de deelname aan gemeenschappelijke activiteiten, als dat noodzakelijk is in het belang van de
geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van de jeugdige of de uitvoering van het hem betreffende perspectiefplan.

Ingevolge artikel 24 Bjj kan de directeur de jeugdige uitsluiten van verblijf in de groep of de deelname aan een of meer activiteiten, behoudens het luchten, als dat - voor zover hier van belang - in het belang van de orde of veiligheid van de
inrichting dan wel de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is.

Volgens de schriftelijke mededeling van de beslissing van 21 november 2012 heeft de inrichting klager een maatregel opgelegd, omdat hij op 20 november 2012 met drie andere jongens van zijn groep jongeren heeft bedreigd en afgeperst. In de schriftelijke
mededeling wordt vermeld dat de maatregel een plaatsing in een individueel programma betreft als bedoeld in artikel 23, derde lid, Bjj op de grond dat klager onaanvaardbaar gedrag vertoont, zich op dat moment niet kan gedragen in de groep en moet laten
zien dat hij weer in de groep kan verblijven. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan dit niet anders worden uitgelegd dan dat klager een individueel programma is opgelegd in het belang van handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting. Nu
de wet niet voorziet in een individueel programma met uitsluiting van verblijf in de groep of beperkte deelname aan activiteiten wegens ordeverstorend gedrag, had klager daarom een ordemaatregel van uitsluiting van verblijf in de groep of de deelname
aan of meer activiteiten als bedoeld in artikel 24 Bjj opgelegd moeten worden.
De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De directeur is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt
hieromtrent te bepalen. De beroepscommissie stelt deze vast op € 10,= per dag, derhalve
€ 40,=.

b. Gelet op de stukken en het behandelde ter zitting is onvoldoende aannemelijk geworden dat aan klager tijdig een schriftelijke mededeling van die beslissing is uitgereikt. Pas ter zitting van de beklagcommissie is een ongetekend exemplaar overgelegd
en vervolgens is na die zitting een getekend exemplaar en de inhoud van het ‘pedagogisch programma’ toegezonden. In de schriftelijke mededeling van de beslissing staat echter niet vermeld of en wanneer uitreiking daarvan aan klager heeft plaatsgevonden
en ontbreekt een handtekening van klager voor ontvangst. Het beroep zal derhalve ook ten aanzien van dit onderdeel gegrond worden verklaard. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een
tegemoetkoming toe. De directeur is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt hieromtrent te bepalen. De beroepscommissie stelt deze vast op € 10,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager ten laste van de directeur een tegemoetkoming toekomt van in totaal € 50,=.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, prof.dr. P.H. van der Laan en mr. E. Lucas, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 3 mei 2013

secretaris voorzitter

Naar boven