Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0442/GB, 2 mei 2013, beroep
Uitspraakdatum:02-05-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/442/GB

Betreft: [klager] datum: 2 mei 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J.P. van Gils, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 januari 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift gericht tegen de afwijzing van het verzoek om overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 22 november 2010 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van Unit 7 te Vught op de afdeling Extra Zorg Voorziening (EZV).

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De beslissing van de selectiefunctionaris is in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Klager en zijn raadsman hebben meerdere malen de dossierstukken bij de inrichting opgevraagd. Deze stukken zijn echter tot op heden niet
ontvangen.

De beslissing van de selectiefunctionaris is onvoldoende gemotiveerd. In de beslissing op bezwaar wordt verwezen naar een beslissing van 18 februari 2013. Nu de beslissing op bezwaar is gedagtekend op 30 januari 2013 kon er feitelijk nog geen
beslissing
van 18 februari 2013 zijn. Het is derhalve onduidelijk naar welke beslissing de selectiefunctionaris verwijst. Het is voor klager tevens onduidelijk waarop het negatieve advies van de directeur is gebaseerd. Klager voldoet aan de criteria voor
plaatsing
in een b.b.i. De beroepscommissie heeft het beroep gericht tegen de afwijzing van klagers verzoek om algemeen verlof op 6 februari 2013 gegrond verklaard (12/4018/GV). Klager verwijst naar de gronden die zijn aangevoerd in deze beroepszaak. Het enkele
feit dat klager tot op heden op een zorgafdeling heeft verbleven, hoeft een overplaatsing naar een b.b.i. niet in de weg te staan. Klager behoeft al geruime tijd geen extra zorg meer en derhalve is een periode op een reguliere afdeling voorafgaand aan
een plaatsing in een b.b.i. niet noodzakelijk. Het Multidisciplinair Overleg heeft in mei 2012 reeds positief geadviseerd ten aanzien van een plaatsing in een b.b.i. Klager is bereid medewerking te verlenen aan ‘Binnen Beginnen’ indien dit een
plaatsing
in een b.b.i. mogelijk maakt. Het recidiverisico en het risico op het onttrekken aan voorwaarden worden door de reclassering ingeschat als laag gemiddeld.

De aangevers in klagers zaak wonen niet in de nabijheid van het door klager opgegeven verlofadres. Klager betwist dat de stap naar een b.b.i. te groot zou zijn. Hij heeft eerder geruime tijd goed gefunctioneerd tijdens een schorsing van de voorlopige
hechtenis en hij heeft inmiddels met goed gevolg verlof genoten. Nu de einddatum van klagers detentie is vastgesteld in november 2013 is verdere fasering van belang. Klager heeft op 18 maart 2013 aangegeven mee te zullen werken aan
verdiepingsdiagnostiek.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager heeft langdurig in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) verbleven. De indicatiestelling voor plaatsing in een PPC is nog niet opgeheven. Plaatsing in een reguliere inrichting is kennelijk nog niet aan de orde. De stap vanuit het PPC,
waar
klager voortdurend begeleiding en zorg krijgt, naar een b.b.i is te groot.
Klager dient zich eerst staande te kunnen houden in een normaal beveiligde inrichting. Het Openbaar Ministerie (OM) en de inrichting hebben negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek. Het OM stelt dat de slachtoffers van het door klager
gepleegde delict in de buurt van het door klager opgegeven verlofadres wonen, waardoor er sprake zou kunnen zijn van ongewenste slachtofferconfrontatie. Gelet op de gevoeligheid van het delict is een confrontatie thans nog te vroeg.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Uit het selectieadvies blijkt dat klager vanaf het begin van zijn detentie op zorgafdelingen heeft verbleven. Klager verblijft thans op de afdeling EZV van Unit 7 te Vught. De EZV is een afdeling, of een deel van een afdeling, voor kwetsbare
gedetineerden die zich niet kunnen handhaven in een regulier regime en aan wie in kleinere groepen meer structuur en/of bescherming geboden wordt. Een psychologe van de penitentiaire inrichting Vught heeft blijkens het selectieadvies aangegeven dat het
wenselijk is klager eerst op een reguliere afdeling te plaatsen alvorens hem in aanmerking te laten komen voor detentiefasering. Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de selectiefunctionaris, voor zover hij voormelde
omstandigheid aan zijn beslissing ten grondslag heeft gelegd, in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager vooralsnog niet in aanmerking komt voor overplaatsing naar een b.b.i. en dat een geleidelijke overgang naar meer vrijheden meer in de rede
ligt. De op die grond gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

Ten overvloede overweegt de beroepscommissie allereerst dat het aanbeveling verdient om de geleidelijke overgang, waarvan hiervoor sprake is, nader vormt te geven qua inhoud en tijd, opdat iedereen weet waar hij aan toe is en wat er over en weer mag
worden verlangd. Verder overweegt de beroepscommissie ten overvloede dat het argument van de confrontatie met slachtoffers geen doorslaggevende rol mag spelen, nu het verlofadres is gelegen in [...], terwijl de minderjarigen waar het om gaat, althans
zo
moet uit de stukken worden afgeleid, in Tilburg woonachtig zijn en het risico op confrontatie gelet op de afstand tussen beide plaatsen gering moet worden geacht.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 2 mei 2013

secretaris voorzitter

Naar boven