Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0472/GA, 1 mei 2013, beroep
Uitspraakdatum:01-05-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/472/GA

betreft: [klager] datum: 1 mei 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van,

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van31 januari 2013 van debeklagcommissie bij de locatie De Schie te Rotterdam, betreffende, voor zover in beroep van belang:
a. klagers verblijfsruimte voldoet niet aan de eisen van de wet (268);
b. klager wordt in de BPG beperktere mogelijkheden geboden voor wat betreft bezoek aan de bibliotheek, arbeid en het bijwonen van een kerkdienst (505);
c. de weigering om de regelgeving van de BPG in te zien (285);
d. klagers medicatie wordt te laat verstrekt (396);
e. de weigering om zijn penitentiaire dossier in te zien (373);
f. de oplegging van een ordemaatregel van veertien dagen ingaande op 15 juni 2012 en beëindigd op 20 juni 2012 (528);
g. klagers verzoek om verlof is afgewezen (382 en 413);
h. klagers medicatie wordt uitgereikt door p.i.w.’ers (522);
i. klagers verblijfsruimte kan ’s nachts niet tot minimaal 20 C° worden verwarmd (427);
j. de weigering om fysiek contact te hebben/BZT met zijn verloofde (284);
k. de weigering om voorlichting te verstrekken over soa’s, aids en HIV (555),

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 april 2013, gehouden in de locatie De Schie, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. T.J.A. Winnubst en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De beoordeling
Door de directeur is aangevoerd dat klager niet-ontvankelijk is in het beroep, omdat hij zijn beroepschrift niet met redenen heeft omkleed. De beroepscommissie overweegt dat de Pbw weliswaar voorschrijft dat de gronden voor het beroep moeten worden
aangevoerd, maar verbindt aan het ontbreken ervan geen niet-ontvankelijkheid.
Volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie, onder meer 11/293/GA van 29 juni 2011, blijft deze reactie beperkt tot de gevallen waarin een advocaat of een directeur, ondanks een verzoek de gronden voor het beroep alsnog te geven, dit niet doet.
Aan klagers advocaat is door het secretariaat van de Raad niet verzocht om het beroep alsnog van gronden te voorzien.
Gelet op het bovenstaande zal de beroepscommissie klager in het beroep ontvangen.

Door klager is in het beroepschrift expliciet aangegeven dat zijn beroep niet is gericht tegen de uitspraak op het beklag dat eindigt op nummer 454. Klagers raadsman heeft ter zitting aangevoerd dat klagers beroep wel betrekking zou hebben op dit
onderdeel van het beklag.
De beroepscommissie houdt klager aan zijn standpunt dat zijn beroep geen betrekking heeft op dit onderdeel van het beklag.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.M. Boone, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 1 mei 2013

secretaris voorzitter

Naar boven