nummer: 13/262/TA
betreft: [klager] datum: 1 mei 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 21 januari 2013 van de beklagcommissie bij de Dr. Henri van der Hoevenkliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting, voor zover in beroep van belang,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van11 maart 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting drs. [...], locatiemanager en [...], juridisch medewerker.
Klagers raadsman mr. R.J. Baumgardt is niet ter zitting verschenen.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag houdt in dat klagers recht op luchten is geschonden c.q. dat de luchtruimte niet aan de eisen voldoet.
De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De luchtruimte voldoet niet aan de eisen, is veel te klein. Er zijn houten schotten tegen de wanden geplaatst. Je kijkt door een soort gaas met kleine gaatjes naar de lucht en je kan maar één stap lopen.
Het hoofd van de inrichting heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt toegelicht. Er is te laat onderzoek ingesteld of de luchtruimte voldoet aan de eisen. Niet uitgesloten wordt dat de luchtruimte te klein
is. Het is mogelijk om voor het luchten gebruik te maken van een andere luchtruimte op een andere afdeling.
Op 18 maart 2013 heeft het lid mr. R.M. Maanicus, bijgestaan door de secretaris, mr. H.S. van Gemert de inrichting bezocht en is ter zake hiervan een verslag opgemaakt.
3. De beoordeling
Uit artikel 43, derde lid, Bvt volgt dat de verpleegde recht heeft op verblijf in de buitenlucht gedurende tenminste één uur per dag.
Uit artikel 56, eerste lid aanhef en onder e, Bvt volgt dat beklag kan worden ingediend tegen een (vermeende) schending van een recht dat klager op grond van de Bvt toekomt. De beroepscommissie zal derhalve de uitspraak van de beklagcommissie in
zoverre
vernietigen en klager alsnog ontvangen in het beklag.
Uit de Memorie van toelichting bij artikel 43 Bvt volgt dat geen beperkingen op dit recht zijn toegelaten. Ook een verpleegde, die een beperking van de bewegingsvrijheid is opgelegd, heeft recht op verblijf in de buitenlucht.
Klager die in afzondering was geplaatst diende te luchten in een open luchtruimte voorzien van een fijnmazig raster, waardoor de lucht kan worden gezien en gevoeld. Mede gelet op de uitspraak van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede
lid, van de Pbw nummer 10/20/GA d.d. 26 maart 2010, wordt het verblijf in een luchtruimte met open bovenkant in beginsel aangemerkt als een verblijf in de buitenlucht. Daarvan is in het onderhavige geval sprake.
De beroepscommissie is evenwel van oordeel dat plaatsing in een luchtruimte met een open bovenkant niet onder alle omstandigheden als een verblijf in de buitenlucht kan worden verstaan. De enkele mogelijkheid om buitenlucht in te ademen op een plek
onder de hemel is daarvoor onvoldoende. Een redelijke uitleg van artikel 43 Bvt brengt mee dat de luchtruimte een voldoende mogelijkheid voor behoorlijke lichaamsbeweging dient te bieden. Bij haar beoordeling van de vraag of daarvan in dit geval sprake
is houdt de beroepscommissie rekening met het resultaat van haar onderzoek in de inrichting op 18 maart 2013, waarbij is vastgesteld dat de maten van de verblijfsruimte 2.40 bij 2.38 meter bedragen, en is geconstateerd dat drie wanden van de
luchtruimte
zijn bekleed met meubelplaat. In de vierde wand is een deur aangebracht. Houten vlonders zijn aangebracht op de vloer. Een houten bankje is geplaatst tegen een wand.
De geringe oppervlakte van de luchtruimte, te weten: 5,71 m, biedt naar het oordeel van de beroepscommissie geen redelijke mogelijkheid voor behoorlijke lichaamsbeweging. Het ontbreken van deze mogelijkheid klemt te meer nu klager maandenlang is
afgezonderd en derhalve gedurende lange tijd op deze manier diende te luchten.
De beroepscommissie is derhalve van oordeel dat een verblijf in de onderhavige luchtruimte niet kan worden aangemerkt als een verblijf in de buitenlucht, zoals bedoeld in art. 43 Bvt.
Steun voor deze op zichzelf reeds op artikel 43 Bvt gebaseerde opvatting vindt de beroepscommissie in ten eerste artikel 27, eerste lid, van de European Prison Rules “(...) Every prisoner shall be provided with the opportunity of at least one hour of
exercise every day in the open air, if the weather permits (...)” en ten tweede artikel 48 van de zogeheten CPT Standards: “(...) Specific mention should be made of outdoor exercise. The requirement that prisoners be allowed at least one hour of exercise
in
the open air every day is widely accepted as a basis safeguard (preferably it should form a part of a broader programme of activities). The CPT wishes to emphasise that all prisoners (including those undergoing cellular confinement as a punishment)
should be offered the possibility to take outdoor exercise daily. It is also axiomatic that outdoor facilities should be reasonably spacious en whenever possible offer shelter from inclement weather (...)”
Het beroep is gelet op het bovenstaande gegrond. De beroepscommissie acht termen aanwezig om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen en stelt die vast op
€ 25,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en ontvangt klager alsnog in het beklag. Zij verklaart het beklag gegrond en kent klager ter zake een tegemoetkoming toe van € 25,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter,
drs B. van Dekken en mr. R.M. Maanicus, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van
Gemert, secretaris, op 1 mei 2013
secretaris voorzitter