Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0488/GB, 16 juli 2002, beroep
Uitspraakdatum:16-07-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 02/448/GB

Betreft: [klager] datum: 16 juli 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 21 februari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.H.W.Spoelstra, namens

[...], geboren op [1974], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 6 februari 2002 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar unit 2 (gevangenis) te Krimpen aan den IJssel afgewezen.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 7 juli 1998 gedetineerd. Na in verschillende inrichtingen te hebben verbleven, waaronder twee keer een verblijf in de gevangenis Overmaze te Maastricht waar een regime van beperkte gemeenschap geldt, isklager op 12 april 2001 overgeplaatst naar de gevangenis Zoetermeer te Zoetermeer. Op 5 april 2002 is klager als passant ter herselectie geplaatst in Unit 1 (huis van bewaring) te Dordrecht en vervolgens geselecteerd voor de Unit 4gevangenis B1-afdeling te ’s-Gravenhage, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt en klager sinds 22 april 2002 verblijft.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van zes jaar en zes maanden met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 15 april 1999. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 28 oktober2002. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 8 dagen en 34 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

2.3. Bij uitspraak van 14 juni 2002, met nummer 02/18/GA, van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid van de Pbw, is het beroep van klager, gericht tegen de uitspraak van 17 december 2001 van de beklagcommissiebij de locatie Zoetermeer te Zoetermeer betreffende a. de weigering klager de mogelijkheid te geven onderwijs te volgen en b. de disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van acht dagen - met als bijkomendgevolg overplaatsing naar een andere afdeling-, wegens bedreiging van een personeelslid ongegrond verklaard.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot plaatsing overplaatsing naar de gevangenis Den IJssel te Krimpen aan den IJssel als volgt toegelicht.
Klager wenst overgeplaatst te worden naar Unit 2 (gevangenis) te Krimpen aan den IJssel omdat hij in de gevangenis Zoetermeer in verband met een woordenwisseling met een personeelslid van de lasopleiding is afgeplaatst en het voorklagers toekomst heel belangrijk is dat hij in Unit 2 van de gevangenis te Krimpen aan den IJssel die opleiding kan voltooien. De woordenwisseling met het personeelslid heeft plaatsgevonden in verband met de nieuwe bezoekregeling inZoetermeer die tot veel onbegrip heeft geleid. Klager veronderstelde dat hij benadeeld werd. Nadat klager had begrepen dat het personeelslid zijn taak correct had vervuld heeft klager excuses aangeboden. De plaatsing in de strafcelvoor de duur van acht dagen vormde al een ruim voldoende reactie. De afplaatsing van de opleiding daarbovenop een te strenge reactie. Aangeboden is om klagers verzoek tot herselectie over zes maanden na 29 november 2001 wederom inbehandeling te nemen. Gelet op de tijd die herselectie in de praktijk in beslag neemt resteert slechts een kort einddeel van de detentie en heeft het voltooien van de lasopleiding steeds minder kans van slagen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is gedurende de huidige detentieperiode tweemaal in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap geplaatst op grond van onaangepast gedrag. In de gevangenis Zoetermeer werd redelijk gunstig over klager gerapporteerdmaar in november 2001 heeft klager zich op ernstige wijze tegenover een personeelslid misdragen. Omwille van de beheersbaarheid kan een overplaatsing op eigen verzoek niet op negatief en disciplinair strafbaar gedrag volgen. Aanklager is het vooruitzicht geboden dat in mei 2002 zijn verzoek kon worden overwogen. Het strafrestant zou dan nog ruim zes maanden zijn.

4. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat klager tijdens de huidige detentieperiode tot tweemaal toe in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap is geplaatst in verband met onaangepast gedrag en dat klager in november 2001een personeelslid in de gevangenis Zoetermeer heeft bedreigd. De beroepscommissie is gelet hierop van oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris niet in strijd is met de wet en,bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.
Zij stelt overigens vast dat klagers gedrag na de afwijzing van het verzoek tot overplaatsing, in de motivering waarvan hem nog het vooruitzicht werd geboden in mei 2002 opnieuw om overplaatsing te vragen, kennelijk zodanig isgeweest dat terugplaatsing naar een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap diende plaats te vinden. Tegen deze beslissing is geen bezwaar/beroep ingesteld.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond. Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. vanGemert, secretaris, op

secretaris voorzitter

Naar boven