nummer: 13/118/GA
betreft: [klager] datum: 18 april 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van,
de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,
gericht tegen een uitspraak van 14 januari 2013 van de beklagcommissie bij de p.i. Vught, voor zover daartegen beroep is ingesteld, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft klager in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie van de cel.
De beklagcommissie heeft het beklag, voor zover het de oplegging van de disciplinaire straf betreft, ongegrond verklaard. De beklagcommissie heeft het beklag, voor zover het de verwijdering van klagers televisie betreft, gegrond verklaard en een
tegemoetkoming van € 5,= toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Verwezen wordt naar een eerder gedane uitspraak van de beroepscommissie (kenmerk: 04/1918/GA). Hieruit blijkt dat aan het strafkarakter van de
disciplinaire straf afbreuk zou worden gedaan als klager de beschikking zou mogen blijven houden over zijn televisie.
Klager heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie.
3. De beoordeling
Uit een eerder gedane uitspraak van de beroepscommissie (waaronder: 12/3853/GA d.d. 5 maart 2013) blijkt dat de beslissing van de directeur om klagers televisie uit zijn verblijfsruimte te verwijderen voortvloeit uit de klager opgelegde disciplinaire
straf. Aan het strafkarakter van de disciplinaire straf zou afbreuk worden gedaan als klager de beschikking zou mogen blijven houden over zijn televisie. De beroepscommissie zal derhalve het beroep van de directeur gegrond verklaren, de uitspraak van
de
beklagcommissie, voor zover daartegen beroep is ingesteld, vernietigen en het beklag alsnog geheel ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover daartegen beroep is ingesteld, en verklaart het beklag alsnog geheel ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. A. van Holten, leden, in tegenwoordigheid van
K. Dere, secretaris, op 18 april 2013
secretaris voorzitter