Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1078/GB, 17 april 2013, beroep
Uitspraakdatum:17-04-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/1078/GB

Betreft: [klager] datum: 17 april 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.A.M. Kamphuis- Jansen van Rosendaal, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 maart 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich op 18 april 2013 te melden in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Westlinge te Heerhugowaard ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is op 9 augustus 2012 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht (in dit geval 3 dagen). Voornoemde uitspraak is op 24 augustus 2012 onherroepelijk geworden. Op 20 maart 2013
is klager opgeroepen zich op 18 april 2013 te melden in de b.b.i. van de locatie Westlinge.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft een gratieverzoek ingediend en verzoekt om uitstel van zijn meldplicht in afwachting van de beslissing op zijn gratieverzoek. Klager heeft primair om kwijtschelding van zijn
gevangenisstraf verzocht en subsidiair om omzetting in een taakstraf. Klagers werkgever, “Lunch en diner Trots” heeft bij brief van 22 maart 2013 aangegeven mogelijkheden te zien tot omzetting van de gevangenisstraf in een taakstraf die klager bij het
bedrijf zou kunnen uitvoeren. Dit doet echter niet af aan het feit dat klagers werkgever in voornoemde brief ook aangeeft dat klager zijn baan zal verliezen indien hij zijn gevangenisstraf daadwerkelijk zal moeten uitzitten. Het is juist dat klager op
9
oktober 2012 schriftelijk heeft verklaard gevolg te zullen geven aan een oproep tot melden in een b.b.i. Het klopt ook dat klager sinds januari 2012 in dienst is van Trots. Echter klager had een contract voor bepaalde tijd dat van rechtswege zou
eindigen per 1 januari 2013. Klager ging er ten tijde van het tekenen van de schriftelijke verklaring op 9 oktober 2012 dan ook van uit dat hij per 1 januari 2013 geen baan meer zou hebben. Sterker nog, klager had op dat moment belang bij een zo
spoedig
mogelijke executie. Klagers omstandigheden zijn sinds 9 oktober 2012 gewijzigd, aangezien zijn arbeidscontract is verlengd en klagers werkgever zelfs heeft aangeboden om met ingang van september 2013 een opleiding te faciliteren en te bekostigen.
Klager
was met het oog hierop bezig met de voorbereidingen van een gratieverzoek toen hem op 20 maart 2013 de oproep tot melden bereikte. Klager dreigt door deze ongelukkige samenloop van omstandigheden de dupe te worden van de restrictieve uitleg van het
bepaalde in artikel 2, aanhef en onder a, sub 1 van het Besluit aanvang tenuitvoerlegging straffen en maatregelen jo. artikel 558a, eerste lid, onder a, Wetboek van Strafvordering. Klager is van mening dat zijn belangen zwaarder dienen te wegen dan het
algemeen belang om de capaciteit binnen het gevangeniswezen zo efficiënt mogelijk te benutten. Er was voldoende tijd om in plaats van klager een andere veroordeelde op te roepen. In de beleidsregels van het Openbaar Ministerie met betrekking tot het
zelfmeldbeleid wordt in bijlage 2 “regels voor het uitstelbeleid van “lopende vonnissen” wordt aangegeven dat ”problemen die in de werksituatie zullen ontstaan en die kunnen leiden tot ontslag” een reden kunnen vormen voor het inwilligen van een
verzoek
tot uitstel. Klager verzoekt om vergoeding van de proceskosten.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De gevolgen van een vrijheidsstraf komen voor rekening van de veroordeelde. Om deze reden en om de capaciteit binnen het gevangeniswezen zo efficiënt mogelijk te benutten, is de selectiefunctionaris slechts in bijzondere gevallen bereid uitstel te
verlenen. Klager heeft een gratieverzoek ingediend op 25 maart 2013. Dit verzoek is ingediend na dagtekening van de oproep tot melden. Bij zelfmelders vangt de detentie aan op de datum van de oproep, in dit geval op 20 maart 2013. Een gratieverzoek
heeft geen opschortende werking als de detentie reeds is aangevangen. Klager geeft aan dat onvoldoende rekening is gehouden met de gevolgen voor zijn baan. Klagers werkgever verzoekt om een alternatieve vorm van detentie en geeft aan dat klager zijn
baan zal verliezen indien de vrijheidsstraf ten uitvoer zal worden gelegd. Het is echter voorbehouden aan de rechterlijke macht een vrijheidsstraf te wijzigen. De selectiefunctionaris is hiertoe niet bevoegd. Het verlenen van uitstel biedt geen
oplossing gelet op het standpunt van klagers werkgever dat tenuitvoerlegging zal leiden tot ontslag. Ten slotte merkt de selectiefunctionaris op dat hij er niet van op de hoogte was dat klager de voorkeur had zijn straf eerder uit te zitten. Klager
heeft dit nimmer aangegeven bij het Bureau Capaciteitsbenutting en Logistiek zodat de selectiefunctionaris hier geen rekening mee heeft kunnen houden.

4. De beoordeling
Klager heeft verzocht om uitstel van zijn meldplicht in afwachting van de beslissing op het gratieverzoek en omdat zijn werkgever heeft aangegeven dat tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf zal leiden tot ontslag. Op 9 oktober 2012 heeft klager
schriftelijk verklaard gevolg te zullen geven aan een oproep tot melden in een b.b.i. Bij brief van 20 maart 2013 is klager opgeroepen zich op 18 april 2013 te melden. Klager heeft op 25 maart 2013 een gratieverzoek ingediend. Aangezien het verzoek is
ingediend na de datum van de dagtekening van de aan klager gerichte mededeling met de datum waarop hij zich moet melden, heeft het verzoek, gelet op het bepaalde in artikel 558a, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafvordering in verbinding met
artikel 1, eerste lid en artikel 2, aanhef en onder a, sub 1 van het Besluit aanvang tenuitvoerlegging straffen en maatregelen geen opschortende werking. De omstandigheid dat klagers werkgever heeft verklaard dat klager zal worden ontslagen leidt niet
tot het oordeel dat de beslissing van de selectiefunctionaris als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt nu uitstel van de meldplicht hiervoor geen oplossing biedt. Gelet op het voorgaande kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde
beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter,
mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris,
op 17 april 2013

secretaris voorzitter

Naar boven