Nummer: 13/956/SGA
Betreft: [klager] datum: 27 maart 2013
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. J.P. Plasman, namens
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie De Karelskamp te Almelo.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 21 maart 2013, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van
veertien dagen opsluiting in een strafcel, ingaande op 21 maart 2013 om 16.00 uur en eindigend op 4 april 2013 om 16.00 uur, wegens
– kortweg – het ernstig bedreigen van een personeelslid waarbij twee medegedetineerden verzoeker moesten tegenhouden teneinde daadwerkelijke fysieke agressie jegens dat personeelslid te voorkomen. Daarnaast heeft de directeur verzoeker – in verband met
zijn eigen veiligheid – onder cameratoezicht gesteld omdat hij heeft aangegeven eten te zullen weigeren.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het in kopie met het schorsingsverzoek meegezonden klaagschrift van 25 maart 2013 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 27 maart 2013.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
De directeur heeft zijn standpunt omtrent het schorsingsverzoek schriftelijk kenbaar gemaakt. Uit het daarbij gevoegde afschrift van een verslag van 21 maart 2013, welk verslag aanleiding was voor het opleggen van onderhavige disciplinaire straf, komt
naar voren dat dit verslag niet aan verzoeker is aangezegd. Nu de wet dat aanzeggen dwingend voorschrijft als voorwaarde voor een strafoplegging, zoals ook eerder door de beroepscommissie is beslist in (onder meer) haar uitspraak van 28 augustus 2012
(met kenmerk 12/1206/GA), is – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – de bestreden beslissing genomen in strijd met de wet. Dat maakt dat de tenuitvoerlegging van die beslissing alleen al om die reden voor schorsing in aanmerking komt. Hetgeen
door en namens verzoeker overigens naar voren is gebracht, behoeft daarom geen verdere bespreking.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing van de directeur tot het moment dat de beklagcommissie op het klaagschrift zal hebben beslist.
Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 27 maart 2013.
secretaris voorzitter