Nummer: 13/412/GB
Betreft: [klager] datum: 23 april 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.E. Korff, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 1 februari 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te over te plaatsen naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 25 maart 2011 gedetineerd. Hij verbleef in de p.i. Lelystad. Op 9 januari 2013 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Leeuwarden, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager ontkent dat hij betrokken is geweest bij de mishandeling van een medegedetineerde. Uit de beslissing van de directeur tot oplegging van een disciplinaire straf aan klager blijkt dat klager geen geweld heeft gebruikt. Nu niet blijkt dat klager
fysiek geweld heeft gebruikt tegen een medegedetineerde en de aanwijzingen dat klager medeplichtig is aan deze mishandeling minimaal zijn, is de beslissing tot overplaatsing van klager ten onrechte en op grond van onjuiste feiten en omstandigheden
genomen.
Klager heeft er belang bij om niet overgeplaatst te worden. Klagers familie is woonachtig in Amsterdam. Bij klagers moeder is dit jaar terminale kanker geconstateerd. Het is voor klagers moeder niet haalbaar om klager in de p.i. Leeuwarden te bezoeken.
Uit de beslissing op bezwaar volgt niet dat de selectiefunctionaris rekening heeft gehouden met de belangen van klager.
Klager heeft van het Openbaar Ministerie de door de mishandelde medegedetineerde gedane aangifte ontvangen. Uit deze aangifte blijkt dat klager in feite geen enkele rol heeft gehad bij de mishandeling. Klager is tot op heden nooit als verdachte
gehoord.
De rechtbank te Amsterdam heeft geoordeeld dat er onvoldoende ernstige bezwaren zijn inzake de mishandeling van een medegedetineerde. Het oordeel van de rechtbank dat klagers v.i.-datum moet worden uitgesteld met dertig dagen is dan ook niet gelegen in
dit incident, maar komt voort uit het feit dat klager driemaal eerder een disciplinaire straf opgelegd heeft gekregen.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De directeur van de p.i. Lelystad heeft de selectiefunctionaris verzocht klager over te plaatsen, omdat hij betrokken is geweest bij een mishandeling van een medegedetineerde. Klager ontkent dat hij bij dit incident betrokken is geweest. Klagers
betrokkenheid is echter door personeelsleden van de p.i. Lelystad waargenomen. Klager kan vanwege zijn betrokkenheid bij deze mishandeling niet langer in dezelfde inrichting als het slachtoffer verblijven. Een overplaatsing diende zo spoedig mogelijk
plaats te vinden om de rust in de inrichting te laten wederkeren. De p.i. Leeuwarden had op het moment dat de bestreden beslissing genomen diende te worden plaats voor klager. Klager kan te zijner tijd een verzoek tot overplaatsing naar een inrichting
dichter in de buurt Amsterdam doen. Een overplaatsing naar de p.i. Lelystad behoort echter niet meer tot de mogelijkheden.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Leeuwarden is een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.
4.3. Uit de stukken blijkt dat klager op 29 december 2012 disciplinair is gestraft wegens medeplichtigheid aan de mishandeling van een medegedetineerde. Klager heeft hiertegen geen beklag ingediend. De directeur van de p.i. Lelystad heeft de
selectiefunctionaris naar aanleiding van dit incident gevraagd klager over te plaatsen naar een andere inrichting. Hoewel niet is gebleken dat klager daadwerkelijk fysiek geweld heeft toegepast, is de beroepscommissie van oordeel dat het vorenstaande,
mede gelet op de eerder aan klager opgelegde disciplinaire straffen wegens het vechten met een medegedetineerde, in de weg staat aan een continuering van klagers verblijf in de p.i. Lelystad. Nu er haast geboden was bij de overplaatsing, is de
beroepscommissie van oordeel dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen beslissen tot overplaatsing van klager naar de p.i. Leeuwarden, waar klager direct geplaatst kon worden. De selectiefunctionaris heeft bovendien aangegeven dat het
Bureau Selectiefunctionarissen bereid is mee te werken aan een verzoek tot overplaatsing naar een inrichting dichter in de buurt van Amsterdam, indien klager zich correct gedraagt in de p.i. Leeuwarden. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde
beslissing van de selectiefunctionaris kan derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 23 april 2013
secretaris voorzitter