Nummer: 12/3641/JB
Betreft: [klager] datum: 23 april 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.C. Milani, namens
[...], geboren op [1994], verder te noemen klager,
gericht tegen een beslissing van 12 november 2012 van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 14 maart 2013, gehouden in de j.j.i. de Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist, is namens de selectiefunctionaris gehoord
[...], juridisch adviseur bij individuele Jeugdzaken.
Hoewel voor klagers vervoer was zorg gedragen heeft hij aangegeven daar geen gebruik van te willen maken omdat hij niet zonder zijn raadsvrouw gehoord wilde worden.
Klagers raadsvrouw, mr. N.C. Milani heeft aangegeven niet ter zitting aanwezig te kunnen zijn en heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van de zaak.
De voorzitter heeft ter zitting medegedeeld geen aanleiding te zien tot aanhouding van de behandeling van de zaak en dat van hetgeen namens de selectiefunctionaris naar voren is gebracht verslag zal worden opgemaakt. Dit verslag is op 2 april 2013 aan
klager en zijn raadsvrouw toegezonden. Klager en zijn raadsvrouw zijn in de gelegenheid gesteld om binnen tien dagen na verzending daarvan naar voren te brengen hetgeen zij in het kader van het beroep van belang achten. Van deze mogelijkheid hebben zij
per fax van 16 april 2013 gebruik gemaakt.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar Forensisch behandelcentrum Amsterbaken (hierna: Amsterbaken) te Amsterdam afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 24 december 2010 gedetineerd. Bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 6 juni 2011 is aan klager de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (p.i.j.-maatregel) opgelegd voor de duur van twee jaar. De
tenuitvoerlegging van deze maatregel is begonnen op 21 juni 2011.
Klager verbleef in Amsterbaken. Naar aanleiding van klagers betrokkenheid bij een incident is op verzoek van de directeur van Amsterbaken op 13 april 2011 beslist tot overplaatsing naar Stichting LSG Rentray te Lelystad (hierna: Rentray).
Op 27 september 2012 is namens klager verzocht om overplaatsing naar Amsterbaken.
3. De standpunten
Namens klager is het beroep tegen de afwijzing van zijn verzoek door de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Verwezen wordt allereerst naar hetgeen in het verzoekschrift is aangevoerd. Zakelijk weergegeven betreft dat het feit dat klager goed meewerkt aan trajecten binnen Rentray en meerdere certificaten heeft behaald. Klager wil graag worden overgeplaatst
naar Amsterbaken omdat de moeder en tante van klager in Amsterdam woonachtig zijn en klager per januari 2013 een sportopleiding in Amsterdam gaat volgen.
In het beroepschrift is daar aan toegevoegd dat de overplaatsing vanuit Amsterbaken naar Rentray oorspronkelijk bedoeld was als een strafoverplaatsing en in beginsel dus tijdelijk van aard zou zijn. Eén van de drie bij het incident betrokken jongeren
zou op Amsterbaken gebleven zijn.
Het incident dateert van april 2011. Ten tijde van het instellen van het beroep waren er derhalve ruim 20 maanden verstreken. De vraag is hoeveel van de jongeren van toen nog op Amsterbaken verblijven en weet hebben van de kwestie. Voorts kent
Amsterbaken meerdere groepen en wordt niet verzocht om plaatsing op de groep binnen Amsterbaken waar klager verbleef.
Bij vonnis van 18 oktober 2012 is klager veroordeeld ter zake feitelijke aanranding van de eerbaarheid en hiervoor is een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden opgelegd met als bijzondere voorwaarde
reclasseringstoezicht.
Voor klager is het van groot belang dat hij zijn huidige traject verder goed kan doorlopen. Het belang van overplaatsing is voor klager groot. Zijn resocialisatietraject is gericht op Amsterdam. Klagers familie woont in Amsterdam en per 1 januari 2013
begint klager met een sportopleiding in Amsterdam. Zijn wens tot overplaatsing past bij zijn goede inzet en positieve ontwikkeling. De eventuele vertraging die vanwege een overplaatsing in het behandeltraject kan ontstaan is een consequentie die klager
zal aanvaarden.
In reactie op het verslag van horen heeft klagers raadsvrouw het volgende naar voren gebracht. Klager is akkoord is met de inhoud van het verslag van de hoorzitting in die zin dat er volgens klager geen onwaarheden ten aanzien van het verblijf van
klager in Rentray zijn vermeld.
Verder is aangegeven dat binnenkort de Pij-maatregel zal aflopen. Klager heeft vernomen dat er wel een verzoek tot verlenging van de maatregel zal worden ingediend. Het zou gaan om een verlenging voor de duur van een jaar. In beginsel heeft klager
hiertegen geen bezwaar. Op dit moment verloopt de behandeling bij Rentray (weer) naar wens van klager. Dit weekend start het meerdaags verlof voor klager. Dit is een uitbreiding van de verlofmogelijkheden die klager al enige tijd heeft.
Namens de selectiefunctionaris is het volgende aangevoerd.
De inrichting moet de beslissing van de selectiefunctionaris opvolgen. De selectiefunctionaris kijkt ook naar de voorgeschiedenis. Er is een incident geweest in Amsterbaken. Van belang bij de beslissing is dan hoe Amsterbaken staat tegenover een
terugplaatsing en ook hoe de resocialisatie van klager in Rentray verloopt.
Thans is er sprake van een goede behandelrelatie. De bijzondere zorg afdeling waar klager verbleef is opgeheven, maar hij verblijft op een andere afdeling waar ook bijzondere zorg gegeven wordt.
Het gaat goed met klager. Twee keer per week heeft hij een dag onbegeleid verlof. Hij wordt dan bij de inrichting opgehaald. Hij komt wel eens wat te laat terug van verlof, maar overigens verlopen de verloven goed.
Klager was aangemeld bij het ROC in Amsterdam voor een sportopleiding, maar daarvoor is hij afgewezen. Daarover was hij erg teleurgesteld, maar hij heeft het inmiddels verwerkt.
Klager vroeg zich zelfs af of overplaatsing nu verstandig zou zijn. Rentray heeft aangegeven dat een overplaatsing wel vertraging kan opleveren. De verlofmachtiging blijft wel gelden, maar er kan een nieuw advies gemaakt worden waarbij het verlof
opgeschort kan worden. Klager moet in Amsterbaken een nieuwe relatie met het personeel opbouwen.
In juni 2013 zal beoordeeld worden of de pij-maatregel verlengd moet worden.
Rentray zoekt voor klager een opleidingsplek, ook in Lelystad en Almere.
Zodra hij aan zijn stp begint is verblijf bij zijn vader in Amsterdam mogelijk. Dan kan bekeken worden of daarbij begeleiding vanuit Amsterbaken handiger is.
Rentray geeft aan dat er, afgezien van kleine incidenten, sprake is van een goede behandelrelatie. Klager kan steeds beter plannen en ook komt hij steeds meer op tijd terug van verlof. Het tijdstip van terugkeer valt binnen de marges.
De selectiefunctionaris lijkt het gelet op de positieve ontwikkelingen beter als klager in Rentray blijft, ook omdat daar de resocialisatie is ingezet. Gezien klagers problematiek is Rentray in de pro justitia rapportage genoemd als inrichting waar hij
goed behandeld kan worden.
Het incident in Amsterbaken als gevolg waarvan klager daar is weggeplaatst dateert inmiddels van bijna twee jaar geleden. Er verblijven in Amsterbaken echter nog jongeren uit de tijd dat het incident speelde. Mogelijk zitten zij in het netwerk van het
slachtoffer.
Een mededader aan de overval waarvoor klager is veroordeeld is in verband met de sluiting van Kolkemate naar Amsterbaken overgeplaatst.
Als klager vasthoudt aan zijn wens te worden overgeplaatst kan daaraan wellicht over enkele maanden, afhankelijk van de beslissing in de verlenging van de pij-maatregel, gevolg aan gegeven worden, echter alleen als Amsterbaken daarmee instemt.
Hoe lang een incident aan een terugplaatsing in de weg kan staan is afhankelijk van de aard van het incident en moet per geval bekeken worden. In dit geval had het incident een grote impact op het personeel en jongeren die getuige waren van het
incident
verbleven nog in de inrichting ten tijde van de bestreden beslissing.
Desgevraagd wordt aangegeven dat niet bekend is of bij de beoordeling ook rekening is gehouden met een positieve werking die na een terugplaatsing bij klager te weeg gebracht zou kunnen worden.
4. De beoordeling
Klager ondergaat de p.i.j.-maatregel.
Klager is in de fase van de voorlopige hechtenis als gevolg van zijn betrokkenheid bij een ernstig incident in Amsterbaken overgeplaatst naar Rentray. De beslissing van de selectiefunctionaris is genomen 19 maanden na dit incident. De beroepscommissie
constateert dat Amsterbaken, gelet op de impact die het incident bij personeel en bij andere jeugdigen in Amsterbaken te weeg heeft gebracht, het op dat moment uit oogpunt van veiligheid nog niet wenselijk achtte klager terug te laten keren naar
Amsterbaken.
Daar komt bij dat er ten tijde van het instellen van het beroep onduidelijkheid bestond over de vraag bij wie klager uiteindelijk zou gaan wonen, zijn vader woonde in Amsterdam, zijn moeder in Lelystad, maar zou de intentie hebben naar Suriname te
verhuizen. Evenmin bestond er op dat moment duidelijkheid over de opleiding die klager zou gaan volgen en waarvan overigens ter zitting is gebleken dat klager voor die opleiding is afgewezen.
Geconcludeerd kan worden dat er, ten opzichte van zijn situatie in Rentray, ten aanzien van zijn verblijf in Amsterbaken nog te veel onzekerheden bestonden.
Al met al wordt de bestreden beslissing, gelet op alle feiten en omstandigheden ten tijde van het nemen ervan, niet onredelijk of onbillijk geacht. Dit laat onverlet dat een nieuw verzoek, mede in aanmerking genomen een dan verstreken tijdsverloop en
met inachtneming van het gegeven dat een eventuele terugplaatsing ook een positieve uitwerking op klager en Amsterbaken in totaliteit kan hebben en bij een voortzetting van klagers positieve gedrag tot een voor klager positieve beslissing zou kunnen
leiden.
Gelet op het voorgaande kan de beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk worden genoemd.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J. Calkoen-Nauta, voorzitter, dr. F. Boer en mr. drs. T.A.M. Louwe, leden, bijgestaan door mr. I. Lispet, secretaris, op 23 april 2013
secretaris voorzitter