nummer: 13/52/GA
betreft: [klager] datum: 15 april 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van,
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 3 januari 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Nieuwegein,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. de wekelijkse verstrekking die niet wordt uitgedeeld;
b. de verstrekking van (extra) brood;
c. de in- en uitsluiting;
d. de arbeid;
e. het niet naleven van de huisregels dan wel het onverschillig naleven van de huisregels.
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag vermeld onder e op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en met betrekking tot het beklag vermeld onder a tot en met d geen uitspraak gedaan.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Het onvoldoende etenswaren ter beschikking stellen is in strijd met de universele rechten van klager. De directeur dient zorg te dragen dat
klager deelneemt aan de activiteiten waaraan hij wenst deel te nemen. Het niet deelnemen aan activiteiten en daarmee langer ingesloten blijven, is onnodige vrijheidsbeneming en onrechtmatig. Geluidsoverlast als gevolg van het niet uitvoeren van de
huisregels geeft eveneens een schending van de universele rechten. Klager wil zijn klachten onder ede mondeling toelichten tijdens een openbare zitting.
De directeur is door de beklagrechter niet in de gelegenheid gesteld om verweer tegen het beklag te voeren. Klager is op enig moment nogmaals in beklag gegaan met nagenoeg dezelfde punten. Hierin is wel verweer gevoerd en dit wordt overgelegd. De
directeur kan zich verenigen met de uitspraak van de beklagrechter.
3. De beoordeling
Klager heeft gesteld een mondelinge toelichting op een openbare zitting te willen geven. De beroepscommissie wijst dit verzoek van klager af nu dit verzoek niet is onderbouwd en de beroepscommissie zich overigens voldoende geïnformeerd acht.
Ingevolge artikel 62, vierde lid, juncto 69, derde lid, van de Pbw vindt de behandeling van het beroepschrift niet plaats in het openbaar, behoudens ingeval de beroepscommissie van oordeel is dat de niet openbare behandeling niet verenigbaar is met
enige een ieder verbindende bepaling van een in Nederland geldend verdrag. De beroepscommissie is van oordeel dat de niet openbare behandeling van klagers beroep niet in strijd is met enige een ieder verbindende bepaling.
Ten aanzien van onderdeel a tot en met d van het beklag overweegt de beroepscommissie het volgende. De beklagrechter heeft deze onderdelen van het beklag niet beoordeeld. Om proceseconomische redenen zal de beroepscommissie deze onderdelen van het
beklag in eerste en hoogste aanleg beoordelen.
Klager klaagt in algemene bewoordingen over het niet uitdelen van de weekverstrekking, over de verstrekking van (extra) brood, over de in- en uitsluitingen en over de arbeid.
Nu de klacht van klager geen concrete door of namens de directeur jegens klager genomen beslissingen betreft, zal klager niet-ontvankelijk worden verklaard in het beklag.
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder e overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in het beklag vermeld onder a, b, c en d. Zij verklaart het beroep vermeld onder e ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. M.M. van der Nat, leden, in tegenwoordigheid van
K. Dere, secretaris, op 15 april 2013
secretaris voorzitter