Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0193/GA, 12 april 2013, beroep
Uitspraakdatum:12-04-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/193/GA

betreft: [klager] datum: 12 april 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H. Yilmaz, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 16 januari 2013 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 maart 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, is klager, bijgestaan door mr. L. den Ouden, kantoorgenote van klagers raadsvrouw mr. H. Yilmaz, gehoord.
De plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Dordrecht, [...], heeft bij brief van 11 maart 2013 laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, omdat klagers bezoeker tijdens het bezoekuur achttien bolletjes met verdovende middelen in klagers beker met drinken heeft gedaan;
b. een ordemaatregel van ontzegging van bezoek van bezoeker B. voor de duur van twaalf maanden.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager kreeg op 23 oktober 2012 bezoek van A. en B.. Tijdens het bezoek is bezoeker A. drinken gaan halen voor klager. A. heeft vervolgens
bolletjes met drugs in het bekertje gedaan, is toen naar klager toe gerend en heeft iets in het Marokkaans tegen klager geroepen. Klager heeft het bekertje niet van A. aangenomen. Vervolgens is het bekertje afgepakt door de p.i.w.-er. Klager was er
geheel niet van op de hoogte dat A. drugs had meegenomen en wist ook niet wat A. in het bekertje heeft gestopt. Hij heeft dan ook geen enkele betrokkenheid bij de (poging tot) invoer van drugs door A.. Daarnaast is het de eerste keer dat klager een
disciplinaire straf wordt opgelegd. Gelet op deze omstandigheden is de straf disproportioneel en onredelijk.
De directeur heeft voorts de verkeerde persoon de toegang tot de inrichting ontzegd. Niet B., maar A. had de verdovende middelen bij zich. Uit het rapport blijkt niet welke bezoeker de drugs in het bekertje heeft gedaan en dit heeft getracht aan klager
te overhandigen. Nu deze ontzegging ook nog eens twaalf maanden duurt, is de beslissing van de directeur disproportioneel en onredelijk. Nadien heeft klager A. niet meer uitgenodigd voor bezoek.

De directeur heeft gepersisteerd bij het standpunt zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende. Op grond van artikel 51, vijfde lid, van de Pbw kan een gedetineerde geen disciplinaire straf worden opgelegd, indien hij niet verantwoordelijk kan worden
gesteld voor het begaan van een feit als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Pbw. Nergens blijkt uit dat klager kennis had van het voornemen van zijn bezoeker om drugs in de inrichting in te voeren. Uit het schriftelijk verslag, dat is opgemaakt
naar aanleiding van het voorval, blijkt naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende dat klager heeft meegewerkt of heeft deelgenomen aan de (poging tot) invoer van drugs door zijn bezoeker. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat klager
geen verwijt kan worden gemaakt van het feit dat zijn bezoeker heeft getracht drugs in te voeren. De beslissing van de directeur om klager een disciplinaire straf op te leggen dient derhalve als onredelijk en onbillijk te worden aangemerkt. Het beroep
zal gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Nu de gevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, zal de beroepscommissie aan klager
een tegemoetkoming toekennen van € 70,=.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie het volgende. De beroepscommissie stelt voorop dat de Pbw een ordemaatregel (geregeld in artikel 23 en 24 van de Pbw) van ontzegging van bezoek van een bepaalde bezoeker niet
kent. Reeds om deze reden moet het beroep gegrond worden verklaard.
Klager stelt dat de directeur de verkeerde persoon de toegang tot de inrichting heeft ontzegd. Hoewel uit het schriftelijk verslag, dat is opgemaakt van het voorval, blijkt dat één van klagers bezoekers bolletjes met drugs in het bekertje met drinken
heeft gestopt, wordt uit het verslag niet duidelijk of dit door bezoeker A. of door bezoeker B. is gedaan. Tijdens de beklagzitting heeft de directeur verklaard dat de rapporteur volhardt in zijn waarneming dat bezoeker B. het bekertje aan klager
probeerde te geven. Gelet op het tijdsverloop sinds het incident dient hieraan geen beslissende betekenis te worden toegekend. Om deze reden is de beroepscommissie van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan wie van de bezoekers het bekertje
heeft overhandigd. Zij zal het beroep derhalve gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. en b. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager, ter zake van het gegrondverklaarde beklag als
vermeld onder a, een tegemoetkoming van € 70,= toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. dr. H.K. Fernandes Mendes en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 12 april 2013

secretaris voorzitter

Naar boven