Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3993/GB, 10 april 2013, beroep
Uitspraakdatum:10-04-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/3993/GB

Betreft: [klager] datum: 10 april 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.A.T.X. Vonken, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 december 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het Detentiecentrum Alphen aan den Rijn ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 27 maart 2012 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie Sittard. Op 24 december 2012 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. van het Detentiecentrum Alphen aan den Rijn.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft de Turkse en niet de Duitse nationaliteit. Hij is echter geboren in Duitsland en hij heeft een ‘Aufenthaltstitel’ voor onbepaalde duur. Voorts woonde klager voor zijn detentie in Duitsland. Klager verblijft in voorlopige hechtenis en hij
wordt derhalve noodgedwongen geconfronteerd met de door de Nederlandse staat verplicht gestelde aanwezigheid in Nederland. Klager dient, gelet op zijn ‘Aufenthaltstitel’, gelijk gesteld te worden met een EU-onderdaan en derhalve is het behandelen van
klager als een illegale vreemdeling discriminatoir van aard.
Klager heeft dringende persoonlijke belangen bij een continuering van zijn verblijf in de locatie Sittard. Klagers zaak dient voor de rechtbank Maastricht, klagers familie woont in Duitsland in de buurt van de locatie Sittard en het kantoor van klagers
raadsman is in de directe nabijheid van de locatie Sittard gevestigd.
Klager komt in aanmerking voor een EU-document. Hij heeft dit document echter nimmer aangevraagd, omdat hij meende te kunnen volstaan met zijn ‘Aufenhaltstitel’. De rechtspositie van klager is derhalve gelijk te stellen met de rechtspositie van een
EU-onderdaan c.q. van iemand met de Duitse nationaliteit.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris verwijst naar zijn reactie op het eerste en het tweede schorsingsverzoek en naar de inhoud van het bezwaarschrift. De selectiefunctionaris heeft daarin onder meer aangegeven dat uit de bij de selectiefunctionaris bekende
informatie is gebleken dat klager niet rechtmatig in Nederland verblijft. Klager is een voorlopig gehechte vreemdeling en voor dergelijke gedetineerden is het Detentiecentrum Alphen aan den Rijn bestemd. De uitvoering van het beleid om voor deze
categorie gedetineerden een specifieke locatie aan te wijzen weegt zwaarder dan eventuele bezoekproblemen.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. Ingevolge het tot 1 maart 2013 van toepassing zijnde artikel 20b, derde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) kunnen vreemdelingen die na de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf of de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders geen rechtmatig verblijf meer hebben in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000 in een inrichting of afdeling voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen
worden geplaatst voor de tenuitvoerlegging van voorlopige hechtenis vóór veroordeling in eerste aanleg. Uit de bestemmingsaanwijzingen blijkt dat het Detentiecentrum Alphen aan den Rijn voor deze categorie gedetineerden is bestemd. Uit de toelichting
op
dit artikel (Stcr. 23 maart 2009, nr. 56) blijkt dat de selectiefunctionaris voorlopig gehechte vreemdelingen in specifieke gevallen al vóór eventuele veroordeling in een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen kan plaatsen. Het
principe dat voorlopig gehechten vóór veroordeling in eerste aanleg worden geplaatst in het arrondissement van vervolging blijft echter voorop staan.

4.3. Klager betwist dat hij ongewenst vreemdeling is. Uit de stukken blijkt echter dat klager geen rechtsgeldige verblijfstitel in Nederland heeft en derhalve kan hij als vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland in de zin van
artikel 8 van de Vreemdelingenwet worden aangemerkt. Nu uit de toelichting op artikel 20b, derde lid, van de Regeling blijkt dat het principe dat voorlopig gehechten vóór veroordeling in eerste aanleg in het arrondissement van vervolging worden
geplaatst voorop blijft staan en klager als voorlopig gehechte is ingesloten voor het arrondissementsparket Maastricht, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de selectiefunctionaris tot overplaatsing van klager naar het
Detentiecentrum Alphen aan den Rijn onvoldoende is gemotiveerd. De selectiefunctionaris heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er in de onderhavige zaak sprake is van een specifiek geval als bedoeld in de toelichting op artikel 20b, derde lid, van
de
Regeling, die tot 1 maart 2013 van toepassing was.

4.4. De Regeling is echter per 1 maart 2013 gewijzigd (Stcr. 27 februari 2013, nr. 5022). Ingevolge het gewijzigde artikel 20b, eerste lid, van de Regeling worden vreemdelingen die geen rechtmatig verblijf meer hebben in Nederland in de zin van
artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000 en ten aanzien van wie voorlopige hechtenis ingevolge een bevel tot gevangenneming of gevangenhouding, een vrijheidsstraf of een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders ten uitvoer
wordt
gelegd in een inrichting of een afdeling voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen geplaatst. In de toelichting op dit artikel staat dat voorlopig gehechte vreemdelingen na het afgeven van een bevel tot gevangenneming of gevangenhouding in
beginsel in een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen worden geplaatst. Bij aanwezigheid van bijzondere omstandigheden zou derhalve een uitzondering op dit plaatsingsbeleid kunnen worden gemaakt.

4.5. Klager is een voorlopig gehechte vreemdeling en er is een bevel tot gevangenhouding ten aanzien van hem afgegeven. Hij voldoet derhalve aan de criteria voor plaatsing in een inrichting of afdeling voor strafrechtelijk gedetineerde
vreemdelingen.
Klager heeft geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan een uitzondering op het onder 4.4. beschreven plaatsingsbeleid zou moeten worden gemaakt. Bezoekproblemen zijn immers inherent aan het ondergaan van detentie en de vestigingsplaats van een
raadsman vormt geen selectiecriterium. Het beroep zal derhalve, gelet op de wijziging van de Regeling, alsnog ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 10 april 2013

secretaris voorzitter

Naar boven