Nummer: 13/198/GB
Betreft: [klager] datum: 9 april 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F. El Makhtari, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 17 januari 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het Detentiecentrum Alphen aan den Rijn afgewezen.
2. De feiten
Klager bevindt zich sedert 11 juli 2012 in vreemdelingenbewaring. Hij verblijft in het Detentiecentrum Rotterdam.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft geen kans gehad de informatie, waarop de selectiefunctionaris zijn beslissing heeft gebaseerd, in te kijken. De beslissing is hierom ondeugdelijk gemotiveerd en in strijd met de
goede procesorde en het fair play beginsel. Klager is het niet eens met de opmerking dat hij opruiend en ontoelaatbaar gedrag vertoont. Hij is mondig en weet wat zijn rechten zijn. Klager is in beklag gegaan tegen de opgelegde disciplinaire straf in
het
Detentiecentrum Zeist. Ook heeft hij daar een klaagschrift lopen over zijn spullen die zijn kwijtgeraakt tijdens de overdracht van Detentiecentrum Zeist naar Detentiecentrum Rotterdam. Gelet op het bovenstaande gaat klager op zijn strepen staan en
vraagt hij steeds naar zijn eigen spullen. Klager heeft veel structuur en een consequente bejegening nodig. Die ontvangt hij niet in het Detentiecentrum Rotterdam. Klager is een aantal keer van afdeling veranderd en door een personeelslid uitgemaakt
voor “mafketel”. In de beslissing wordt aangegeven dat klager op een speciale afdeling zit. Dit is niet het geval, hij zit op de inkomstenafdeling.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Rapporten worden aan gedetineerden uitgereikt en komen tot stand na hoor en wederhoor. Klager heeft de door de selectiefunctionaris opgevraagde informatie niet ingezien, maar heeft in alle gevallen daar wel zelf kennis van genomen of kennis van kunnen
nemen en daar bezwaar tegen kunnen maken. De klachten van klager bij de Commissie van Toezicht in het Detentiecentrum Rotterdam zijn bijna allemaal ongegrond of niet-ontvankelijk verklaard. Klager is vanuit het Detentiecentrum Zeist overgeplaatst,
omdat
hij zich constant verzette tegen en in discussie ging over de regels. Hij volgde aanwijzingen van het personeel niet op en vertoonde opruiend gedrag. De selectiefunctionaris noemt een aantal incidenten op die zich vanaf inbewaringstelling hebben
voorgedaan en de naar aanleiding daarvan opgelegde straffen of maatregelen. Deze incidenten hebben geleid tot onrust op de afdeling en een verstoorde relatie met het personeel. Dit heeft geresulteerd in overplaatsing naar andere afdelingen. Klager
verbleef op een zgn. luwte afdeling. Deze afdeling is nu echter niet meer in gebruik. Daarom heeft de inrichting besloten klager op de inkomstenafdeling te plaatsen. Klager is nu minder in staat om opruiend gedrag te veroorzaken. Ook nu zal
verplaatsing
niet leiden tot verbetering in het gedrag van klager. Daarnaast is het Detentiecentrum Alphen aan den Rijn bestemd voor vreemdelingen in het strafrecht die na ommekomst van de detentie zullen worden uitgezet en vreemdelingen die aansluitend aan de
strafrechtelijke detentie in vreemdelingenbewaring zijn gesteld. Klager behoort niet tot deze groep.
4. De beoordeling
Klager verzoekt om overplaatsing naar het Detentiecentrum Alphen aan den Rijn. Gelet op het plaatsingsbeleid van die inrichting is plaatsing aldaar niet mogelijk voor klager. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de
selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Derhalve wordt het beroep ongegrond verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van C.M.E. Taverne, secretaris, op 9 april 2013
secretaris voorzitter