Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0384/GB, 16 april 2013, beroep
Uitspraakdatum:16-04-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/384/GB

Betreft: [klager] datum: 16 april 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.A.C. de Vilder, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 januari 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie Havenstraat te Amsterdam of het h.v.b. van penitentiaire inrichting (p.i.) Almere afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 21 november 2012 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de p.i. Ter Apel.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De OvJ heeft geen bezwaar tegen overplaatsing. Detentie dient te zijn gericht op re-integratie in de vrije maatschappij, dit lijkt bij de besluitvorming niet te zijn meegewogen. Het
regionaliseringbeginsel is niet in acht genomen bij de selectiebeslissing door klager niet in een inrichting in de buurt van zijn woning te plaatsen dan wel waar hij zou kunnen worden geresocialiseerd. Het gezin en de familie van klager wonen in
Amsterdam. Voor klagers vriendin en zoontje is het onmogelijk zo ver te reizen. Ook klagers moeder kan vanwege haar gezondheid geen verre afstanden afleggen. De raadsvrouwe van klager houdt kantoor in Amsterdam en Almere. Het is zeer bezwarend om vier
uur te moeten reizen om met klager het dossier te bespreken. Hierdoor wordt de verdediging onnodig bemoeilijkt.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Het beleid dat gehanteerd wordt is om gedetineerden zo veel mogelijk binnen het arrondissement van insluiting te plaatsen omwille van de beschikbaarheid voor
de
rechtsgang en de transportkosten. Klager is ingesloten voor het parket in Groningen. In beginsel is de capaciteit van de h.v.b. Ter Apel bestemd voor gedetineerden die gehecht zijn voor het arrondissementsparket Groningen. Slechts in bijzondere
gevallen
wordt een uitzondering gemaakt. Er dient sprake te zijn van een voldoende sociale en/of medische indicatie, onderbouwd door verklaringen van een deskundige. In het geval van klager was er onvoldoende aanleiding om die uitzondering te maken. De
selectiefunctionaris begrijpt dat het voor klagers bezoek lastig is om hem te bezoeken. Echter, gelet op het feit dat een preventief gehechte zo dicht mogelijk bij het parket van insluiting ingesloten dient te worden, is de selectiefunctionaris van
mening dat de bezoekproblemen inherent zijn aan detentie. Indien klager veroordeeld wordt kan hij zijn voorkeur kenbaar maken voor een gevangenis dichtbij de woonplaats van zijn familie.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte in afwachting van plaatsing in een gevangenis, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. Voor de selectie van gedetineerden geldt het uitgangspunt dat voorlopig gehechten, gelet op het belang van een goede rechtsgang, in een h.v.b. worden geplaatst in dan wel nabij het arrondissement van vervolging. Bij aanwezigheid van bijzondere
omstandigheden kan op dit plaatsingsbeleid een uitzondering worden gemaakt. Er dient dan sprake te zijn van een voldoende sociale en/of medische indicatie, onderbouwd door verklaringen van een deskundige. Hetgeen klager heeft aangevoerd omtrent de
bezoekmogelijkheden van zijn gezin kan niet als een dergelijke bijzondere omstandigheid worden aangemerkt. Klagers stelling dat zijn moeder hem vanwege haar medische situatie niet kan bezoeken in het h.v.b. Ter Apel, is niet feitelijk onderbouwd. De op
de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Derhalve wordt het beroep ongegrond verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van C.M.E. Taverne, secretaris, op 16 april 2013

secretaris voorzitter

Naar boven