Nummer: 13/202/GB
Betreft: [klager] datum: 16 april 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A. van Gemeren, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 18 januari 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) in combinatie met een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 2 april 2011 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de penitentiaire inrichtin g (p.i.) Krimpen aan den IJssel. Op 20 februari 2013 is hij overgeplaatst naar de afdeling voor beheers problematische gedetineerden (b.p.g.) van
unit 1 van de p.i. Vught.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager vindt het negatieve advies totaal niet gemotiveerd. Klager heeft meegewerkt aan de reclassering. Dan is het des te wranger dat de TR/BSD hem ongeveer vier à vijf maanden vergeten leek te
zijn en hij geen enkele begeleider had. Het is klager onduidelijk aan welke gedragsinterventies hij nog mee dient te werken. Klager heeft in het verleden twee verlofadressen gehad die waren afgekeurd. Over klagers derde verlofadres wordt niets
overwogen, dit is een geschikt verlofadres. Klager betwist dat er gevaar is voor recidive. Hij heeft meegewerkt aan de begeleiding door de reclassering, maar de zaak is dus blijven liggen. Dit valt klager niet aan te rekenen. Klager betwist tevens dat
het gevaar dat hij zich aan de voorwaarden zal onttrekken hoog is. Klager heeft geen inzicht gehad in het negatieve advies van het openbaar ministerie (OM), waardoor hij daar niet op kon reageren. Klager verzoekt dan ook om deze stukken te krijgen en
een termijn om hierop te kunnen reageren. Klager vraag zich af op welk reclasseringsrapport een en ander wordt gebaseerd. Hij brengt ook onder de aandacht dat het een beslissing van de meervoudige strafkamer is, dat hij mee zou en zal doen aan
fasering.
Over antecedenten binnen de p.i. Krimpen aan den IJssel kunnen klager en zijn raadsman niets over opmerken aangezien zij die rapporten nog niet hebben.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klager heeft antecedenten binnen de p.i. Krimpen aan den IJssel in de vorm van disciplinaire straffen wegens gewelddadig handelen naar medegedetineerden.
Tevens
zijn twee verlofadressen afgekeurd door de politie, heeft de reclassering klagers recidiverisico hoog ingeschat en heeft het OM een negatief advies afgegeven. Klager dient eerst aan gedragsinterventies te werken. De selectiefunctionaris heeft echter op
13 februari 2013 een nieuwe selectiebeslissing omtrent klager genomen. Namelijk plaatsing in een b.p.g. in verband met fysiek geweld naar het personeel toe. Hiermee is de grond aan het beroep te komen ontvallen.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico
vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,= hebben openstaan, een
strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. De selectiefunctionaris heeft gelet op de inhoud van het selectieadvies van de p.i. Krimpen aan den IJssel in redelijkheid kunnen oordelen dat klager niet voldoet aan de criteria voor een plaatsing in een z.b.b.i. in combinatie met een p.p. De
beroepscommissie oordeelt daarbij, los van het gedrag van klager in de inrichting, met name van belang dat uit het gemotiveerde selectieadvies blijkt dat het geboden is om een geleidelijk traject met klager in te gaan, waarbij eerst een aantal
interventies (waaronder de Cova-training) met goed gevolg moet worden gevolgd. Redengevend hiervoor is onder andere het geconstateerde hoge recidiverisico en het risico voor onttrekking aan voorwaarden. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde
beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van C.M.E. Taverne, secretaris, op 16 april 2013
secretaris voorzitter