Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0259/GB, 4 april 2013, beroep
Uitspraakdatum:04-04-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/259/GB

Betreft: [klager] datum: 4 april 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.H. Dijkstra, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 januari 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 13 september 2012 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de locatie Zoetermeer.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager vindt dat het besluit is genomen in strijd met het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel. De medisch adviseur acht overplaatsing niet geïndiceerd. Klager vindt dit onbegrijpelijk nu
uit de overgelegde medische stukken blijkt dat zijn moeder niet in staat is hem zelfstandig te bezoeken. De broer van klager heeft tot op heden met zijn werkzaamheden kunnen regelen dat hij zijn moeder kon begeleiden. Hier komt echter binnenkort een
einde aan. Klager zal dan geen bezoek meer kunnen ontvangen van zijn moeder. Dit is een inbreuk op artikel 8 EVRM, “family life”. De Officier van Justitie heeft bezwaar tegen het verzoek tot overplaatsing, vanwege mogelijk collusiegevaar. Klager meent
dat aan dit standpunt geen gewicht mag worden toegekend, nu er geen onderzoek meer gaande is in klagers zaak. Dat nog geen inhoudelijke behandeling in klagers zaak heeft plaatsgevonden, is niet te wijten aan klager. Overigens meent klager dat er binnen
de p.i. Nieuwegein mogelijkheden zijn om een ontmoeting tussen beide verdachten te voorkomen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. De medisch adviseur van het ministerie van Veiligheid en Justitie geeft in haar advies aan dat uit de medische gegevens van de huisarts blijkt dat klagers
moeder iets minder mobiel is na een ongeval. Een tijdelijke verlating van de inrichting (omgekeerd bezoek) acht de medisch adviseur eerder aangewezen dan een overplaatsing, omdat de verwachting is dat klagers moeder in de toekomst weer mobiel zal zijn.
Uit rapportages blijkt dat klager vaak bezoek van familie en vrienden uit Utrecht ontvangt. Van aantasting van art. 8 EVRM, “family life” is geen sprake. Klager zit ingesloten voor het arrondissementsparket te ’s-Gravenhage. De Officier van Justitie
heeft bezwaar tegen de overplaatsing in verband met collusiegevaar met een medeverdachte die momenteel in de p.i. Nieuwegein verblijft. Een preventief gehechte gedetineerde dient zo dicht mogelijk bij het parket van insluiting te worden ondergebracht.
De p.i. Nieuwegein is in principe bestemd voor gedetineerden die preventief moet worden ingesloten voor het parket in Utrecht.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. Voor de selectie van gedetineerden geldt het uitgangspunt dat voorlopig gehechten, gelet op het belang van een goede rechtsgang, in een h.v.b. worden geplaatst in dan wel nabij het arrondissement van vervolging. Bij aanwezigheid van bijzondere
omstandigheden kan op dit plaatsingsbeleid een uitzondering worden gemaakt. Hetgeen klager heeft aangevoerd omtrent de bezoekmogelijkheden kan niet als een dergelijke bijzondere omstandigheid worden aangemerkt. Bezoekproblemen zijn in zekere mate
inherent aan de detentiesituatie, terwijl uit de medische informatie over klagers moeder niet blijkt dat zij niet meer in staat zal zijn naar Zoetermeer te reizen. De verwachting over de situatie van de moeder is dat zij in de toekomst weer mobiel zal
zijn. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep wordt derhalve ongegrond verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van C.M.E. Taverne, secretaris, op 4 april 2013

secretaris voorzitter

Naar boven