nummer: 13/804/GV
betreft: [klager] datum: 3 april 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 4 maart 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft in beroep aangevoerd dat de beweringen van de Staatssecretaris niet met feiten zijn onderbouwd.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is door middel van het team executie strafvonnissen (TES), dat zich bezighoudt met het opsporen van voortvluchtige veroordeelden, op 11 augustus 2011 op Schiphol aangehouden. Ten tijde van zijn veroordeling in 2004 verbleef klager in Suriname en
later is hij naar India vertrokken. Dat de afdeling TES is ingezet door het Openbaar Ministerie geeft aan dat er vluchtgevaar aanwezig en dat het risico van onttrekken aan detentie groot is. Voorts heeft klager geen actie ondernomen om tot een
betalingsregeling over te gaan. Gelet op het bovenstaande is plaatsing bij de Stichting Door middels deelname aan een penitentiair programma (p.p.) niet aan de orde en is er geen reden om aan klager begeleid incidenteel verlof te verlenen voor een
intakegesprek bij de Stichting Door.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie van het TES heeft aangegeven dat klager als vluchtgevaarlijk dient te worden beschouwd en dat de kans erg groot wordt geacht dat klager zich aan de verdere tenuitvoerlegging wederom zal weten te onttrekken.
De politie heeft zich onthouden van advies.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 22 maanden met aftrek, wegens valsheid in geschrift, bancaire fraude en uitkeringsfraude en het in bezit hebben van een vals reisdocument. Aansluitend dient hij eventueel 365 dagen hechtenis op grond van de Wet
Terwee te ondergaan. Klagers einddatum is thans bepaald op 17 september 2013.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers verzoek om incidenteel begeleid verlof.
Uit artikel 21, eerste en tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting volgt dat incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde waarbij zijn aanwezigheid
noodzakelijk is en dat dit verlof zo nodig onder begeleiding of bewaking kan plaatsvinden.
Klager is in 2004 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Hij heeft zich vervolgens jarenlang schuilgehouden, is in augustus 2011 op Schiphol aangehouden en zit sindsdien zijn straf uit. Daargelaten de vraag of de noodzaak voor het
verlenen van incidenteel verlof, begeleid of onbegeleid, om een intakegesprek te voeren in verband met deelname van klager aan een penitentiair programma aanwezig is, klager is ( terecht) als vluchtgevaarlijk aangemerkt, hetgeen een forse
contra-indicatie vormt voor elke vorm van verlofverlening en wat een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de
weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 3 april 2013
secretaris voorzitter