Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0759/GV, 1 juli 2002, beroep
Uitspraakdatum:01-07-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/759/GV

betreft: [klager] datum: 1 juli 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 11 april 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 3 april 2002 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager moest halsoverkop een verlofadres opgeven en wist toen nog niet dat hij ookbij zijn zuster in Dedemsvaart welkom was. De reclassering heeft niet op tijd kunnen rapporteren en klager is daar boos over. Klager zal zijn kinderen en ex-vrouw met rust laten en mag ze ook niet opzoeken in verband met zijn tbsmet voorwaarden die tot 2005 duurt. Aan klager is tijdens zijn voorarrest driemaal strafonderbreking toegekend in verband met onderzoek bij De Tender in Deventer en dit is toentertijd goed verlopen. Hij heeft zijn ex-vrouw nochkinderen opgezocht.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het door klager gepleegde delict heeft veel (maatschappelijke) onrust veroorzaakt en is zo ernstig dat een reclasseringsrapportage omtrent o.a. klagers buitensituatie en het door klager opgegeven verlofadres onontbeerlijk is. Klageris, volgens de verstekte informatie, niet bereid om een gesprek met de betreffende reclasseringsmedewerker te voeren en als gevolg daarvan is het voor de reclassering niet mogelijk om tot een advies te komen. Gelet op klagersweigering om een advies van de reclassering tot stand te laten komen, kan op geen enkele wijze worden ingeschat hoe een verlof zou verlopen en dienen de belangen van de slachtoffers en hun familie c.q. leefomgeving te prevaleren.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Namens de gevangenis Norgerhaven te Veenhuizen is d.d. 30 januari 2002 positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Almelo heeft aangegeven geen bezwaar te maken tegen toekenning van de verlofaanvraag mits de slachtoffers bericht ontvangen bij toekenning van de verlofaanvraag.
De regiopolitie Twente, district Zuid heeft d.d. 21 februari 2002 geadviseerd, na overleg met jeugd- en zedenzaken Hengelo, het bezwaarlijk te vinden als aan klager verlof wordt verleend. Het lijkt niet gewenst om het te groterisico te aanvaarden dat klager in contact komt met zijn kinderen.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens seksuele gemeenschap met kinderen beneden de twaalf jaar, meermalen gepleegd, en feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie is van oordeel dat nu klager geweigerd heeft om mee te werken aan het uitbrengen van een reclasseringsrapportage niet kan worden gecontroleerd of er sprake is van de gronden als vermeld in artikel 4 van deRegeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) en derhalve op geen enkele wijze kan worden ingeschat hoe een verlof zou verlopen.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerkingkomende belangen evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 1 juli 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven