Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0245/GA, 28 maart 2013, beroep
Uitspraakdatum:28-03-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/245/GA

betreft: [klager] datum: 28 maart 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.D. van Elst, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 januari 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Torentijd te Middelburg,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 maart 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C.M. Bast.
De directeur van de locatie Torentijd is, hoewel daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, wegens het aanvallen van een medegedetineerde en voortdurend “slecht gedrag” naar het personeel en
medegedetineerden.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft de medegedetineerde niet aangevallen, maar is zelf aangevallen. Toen klager naar het toilet liep, werd
hij in zijn rug aangevallen. Hij was daarvoor niet aan het stoeien en hij is ook niet gewaarschuwd. De werkmeester heeft het incident niet gezien en heeft later zijn excuses aangeboden aan klager. In het schriftelijke verslag is vermeld dat dit niet is
aangezegd. De directeur heeft in de beklagprocedure aangegeven dat dit een vergissing is en het verslag wel is aangezegd. Dit kan volgens klager niet zomaar worden rechtgezet, het verslag is immers op ambtseed opgemaakt. In de schriftelijke mededeling
is vermeld dat het bewaardersarrest is meegenomen bij het opleggen van de straf. Niet duidelijk is hoe lang het bewaardersarrest heeft geduurd. Verder is niet duidelijk wanneer de schriftelijke mededeling precies is uitgereikt. Waarschijnlijk is dit op
18 september 2012 om 13.30 uur of 15.30 uur gebeurd. In beide gevallen betekent dit dat de schriftelijke mededeling niet onverwijld is uitgereikt.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Uit het schriftelijke verslag van de werkmeester blijkt dat klager, nadat hij en medegedetineerde T. waren gewaarschuwd wegens het elkaar uitdagen en licht stoeien, over de tafel is gesprongen en T. heeft aangevallen. T. reageerde daarop direct en
sloeg
terug. De beroepscommissie is van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat de feitelijke weergave van het incident is zoals dat in het schriftelijke verslag is vermeld. Dergelijk gedrag van klager kan een disciplinaire straf als opgelegd door de
directeur rechtvaardigen.

Artikel 50, eerste lid, van de Pbw luidt: “Indien een ambtenaar of medewerker constateert dat een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van
de vrijheidsbeneming en hij voornemens is daarover aan de directeur schriftelijk verslag te doen, deelt hij dit de gedetineerde mede.”
Ingevolge artikel 57, eerste lid, en artikel 58, eerste lid, onder j, van de Pbw geeft de directeur de gedetineerde van de beslissing tot oplegging van een disciplinaire straf onverwijld schriftelijk een mededeling.

Ter zitting is namens klager aangevoerd dat het schriftelijke verslag niet is aangezegd en de schriftelijke mededeling niet onverwijld aan hem is uitgereikt, terwijl onduidelijk is wat de duur is geweest van het in de straf verdisconteerde
bewaardersarrest. Vaststaat naar het oordeel van de beroepscommissie dat van tekortkomingen bij de naleving van procedurevoorschriften sprake is. Gelet hierop zal het beroep gegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie worden
vernietigd. Het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend van € 17,50.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 17,50.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. A.M. van Kalmthout en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 28 maart 2013

secretaris voorzitter

Naar boven