Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3872/TB, 28 maart 2013, beroep
Uitspraakdatum:28-03-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/3872/TB

betreft: [klager] datum: 28 maart 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.O. Roosjen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 26 november 2012 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 februari 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn advocaat mr. S.O. Roosjen, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst
Justitiële
Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager te plaatsen in een longstayvoorziening van de Pompestichting, waarbij het individuele beveiligingsniveau is vastgesteld als laag.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 9 juli 1997 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar met aftrek en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Bij besluit van 2 november 1998 is
klager
geplaatst in de Van Mesdagkliniek waarbij de tbs is aangevangen. Bij besluit van 22 maart 2000 is klager geplaatst in de GGZ Drenthe. Deze inrichting heeft klager aangemeld voor plaatsing op een longstayvoorziening. Op 14 juli 2006 is besloten klager
te plaatsen in de longstayvoorziening van de Pompestichting. Hij verblijft hier sinds 2 augustus 2006.
De herbeoordelingprocedure ten aanzien van de longstaystatus is in 2011 opgestart. Deze procedure is thans nog niet afgerond.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is niet akkoord met de longstaystatus. Twee jaar geleden is klager hierover gehoord ex artikel 53 van de Bvt, maar de omstandigheden zijn nu anders. Toen bestond er nog geen longcare afdeling. Klager wil naar de longcare afdeling van de
Pompestichting in Zeeland. Het beroep is niet gericht tegen het beveiligingsniveau laag, maar tegen de voortzetting van het verblijf op de longstayvoorziening. Met de vaststelling van het beveiligingsniveau laag, is de overplaatsing naar een longcare
afdeling meer op zijn plaats. Bij de laatste verlengingszitting heeft de psycholoog van de inrichting toegezegd dat de overplaatsing naar de longcare afdeling voorbereid zou worden. Klager is toe aan beschutte woonzorg. Hij komt hiervoor in aanmerking.
Er zijn geen indicaties om klager langer op de longstay te houden. De herbeoordelingprocedure ten aanzien van de longstaystatus is bovendien te laat opgestart. In de bestreden beslissing is de longstaystatus bevestigd, zonder een deugdelijke
onderbouwing.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
De herbeoordelingprocedure van de longstaystatus is in 2011 opgestart maar duurt langer dan gebruikelijk. Met de vaststelling van het beveiligingsniveau laag kan een nieuwe machtiging voor verlof aangevraagd worden. Hiermee is voor klager een
voorziening gecreëerd zolang de herbeoordelingprocedure loopt. Dit is gebeurd om klager tegemoet te komen en hier wordt gebruik van gemaakt. Op 4 januari 2013 is een aanvraag machtiging voor begeleid verlof gedaan. Deze aanvraag is op 18 februari 2013
besproken in het Avt. Ongeveer acht weken na de bespreking wordt beslist of de machtiging wordt verleend.
Een definitief besluit over de longstay-status van klager komt nog aan de orde. De rapportage van het multi-disciplinaire overleg is naar verwachting in de laatste week van februari 2013 gereed. Deze zal worden voorgelegd aan de LAP. De LAP zal de
Staatssecretaris dan adviseren, waarna de Staatssecretaris een herbeoordelingbeslissing neemt. Het is niet bekend hoeveel tijd de herbeoordelingprocedure in beslag zal nemen. Het is begrijpelijk dat de zin “Hierbij vervalt bovengenoemde beschikking van
14 juli 2006.” verwarring kan opleveren.

4. De beoordeling
Uit de bewoordingen van de beslissing van 26 november 2012 volgt dat de eerdere beslissing van 14 juli 2006 - waarbij beslist was om klager te plaatsen in de longstayvoorziening van FPC Pompestichting - vervalt. Voorts is in de beslissing van 26
november 2012 vermeld dat beslist is om klager te plaatsen in een longstayvoorziening van FPC Pompestichting (waarmee bedoeld wordt om de plaatsing voort te zetten), waarbij het beveiligingsniveau is vastgesteld als laag.

Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de tbs-gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de tbs-gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager verblijft sinds 2 augustus 2006 in een longstayvoorziening van FPC Pompestichting.

In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus
nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.

Vaststaat dat de LAP in afwachting is van een rapportage van het multidisciplinaire overleg. Na ontvangst van die rapportage kan de LAP de Staatssecretaris adviseren over de longstaystatus van klager. Nu de Staatssecretaris thans niet beschikt over
rapportages en adviezen omtrent de periodieke toets over de vraag naar de noodzaak om klager langer te doen verblijven in een longstayvoorziening, heeft de Staatssecretaris in afwachting van die rapportages en adviezen in redelijkheid kunnen beslissen
dat er geen aanleiding is om de longstaystatus van klager te wijzigen en dat voortzetting van klagers verblijf op een longstayvoorziening vooralsnog als de meest aangewezen plaats is voor de tenuitvoerlegging van de tbs.
De beroepscommissie overweegt dat zij de wens van klager om geplaatst te worden in een longcarevoorziening begrijpelijk acht. Voorts stelt de beroepscommissie vast dat de herbeoordelingprocedure onwenselijk lang duurt. De Staatssecretaris heeft dit
erkend. Door het beveiligingsniveau van klager vast te stellen op laag, is echter de mogelijkheid gecreëerd om alvast, in afwachting van de uiteindelijke herbeoordelingbeslissing, een verlofmachtiging aan te vragen. Hiermee is getracht klager tegemoet
te komen.

De beroepscommissie oordeelt dan ook dat de beslissing klager in een longstayvoorziening te plaatsen (waarbij bedoeld wordt de longstayplaatsing voort te zetten in afwachting van de definitieve herbeoordelingbeslissing), bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, drs. W.A.T. Bos en mr. R.M. Maanicus, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 25 maart 2013

secretaris voorzitter

Naar boven