Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0116/GB, 26 maart 2013, beroep
Uitspraakdatum:26-03-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/116/GB

Betreft: [klager] datum: 26 maart 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.W. Syrier, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 januari 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de afwijzing van zijn verzoek om hem te plaatsen in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 26 november 2011 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de locatie De Karelskamp te Almelo. Op 2 augustus 2012 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Norgherhaven te Veenhuizen, waar een regime van algehele
gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Het is volgens klager onredelijk om rekening te houden met het feit dat in hoger beroep een hogere straf kan worden opgelegd, nu het evenwel mogelijk is dat in hoger
beroep een lagere straf zal worden opgelegd. Thans is er nog geen zicht op een inhoudelijke behandeling en einduitspraak op het hoger beroep. Op 24 januari 2013 vindt een regiezitting plaats. Twee medeverdachten in de strafzaak van klager zijn
inmiddels
al in een (zeer) b.b.i. geplaatst, terwijl aan hen vergelijkbare straffen zijn opgelegd. Verder licht klager toe dat hij geen banden heeft met Satudarah. De door het OM naar buiten gebrachte en achteraf onjuist gebleken link tussen klager en de
motorclub mag dan ook geen rol van betekenis spelen. Op 19 december 2012 zou er zelfgestookte alcohol in klagers cel zijn aangetroffen. Klager heeft hiervoor een disciplinaire straf gekregen van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan
een strafcel. Klager acht het niet redelijk om op grond van dit incident zijn verzoek om plaatsing in een b.b.i. af te wijzen. Klagers verzoek om algemeen verlof is om vergelijkbare redenen afgewezen. Alle instanties, behalve het Openbaar Ministerie,
hebben positief geadviseerd ten aanzien van het verzoek. Verder is het verlofadres akkoord bevonden en is klagers gedrag in de inrichting goed en constructief. Klager verwijst naar een uitspraak van de beroepscommissie met nummer 10/3580/GB van 8 april
2011 waaruit volgt dat een disciplinaire straf wegens een eerste positieve urinecontrole kan worden uitgelegd als een waarschuwing. Klager verzoekt om toekenning van een tegemoetkoming.

3.2. Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Besloten is om klager niet in een b.b.i. te plaatsen in verband met het negatieve advies van de Advocaat-Generaal en de mogelijkheid dat in
hoger beroep een hogere straf zal worden opgelegd, zodat klager een strafrestant zal hebben van meer dan achttien maanden. Daarnaast is op 19 december 2012 op klagers cel zelfgestookte alcohol aangetroffen, hetgeen uiteraard niet is toegestaan. Klager
komt niet eerder dan drie maanden na dit incident in aanmerking voor plaatsing in een b.b.i.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Gebleken is dat er op 19 december 2012 zelfgestookte alcohol op klagers cel is aangetroffen en dat klager hiervoor disciplinair is gestraft. Voornoemde omstandigheid vormt een contra-indicatie voor plaatsing in een b.b.i.
De beroepscommissie is van oordeel dat de selectiefunctionaris reeds hierom in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat klager vooralsnog niet in aanmerking kwam voor plaatsing in een b.b.i. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van
de selectiefunctionaris kan dan ook, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 26 maart 2013

secretaris voorzitter

Naar boven